Lezen en luisteren les 5

Lezen en luisteren
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen en luisteren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
- Doel
- Datum toets
- Feiten, meningen en argumenten
- Werkblad

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel
- Je kunt feiten, meningen en argumenten van elkaar onderscheiden en je kunt er kritisch naar kijken
- Je weet welke soorten argumenten er zijn
- Je weet welke drogredenen er zijn

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Datum toets lezen en luisteren
Woensdag 21 april

Voorwaarde om de toets te kunnen maken --> alle opdrachten moeten afgerond zijn.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Feiten en meningen
Feit --> Is iets wat waar of niet waar is. Het is altijd controleerbaar en bewijsbaar.

Mening --> Geeft aan wat iemand ergens persoonlijk van vindt. Het staat niet vast en je kunt het onderbouwen met argumenten.  

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Argumenten
Een argument is een verdediging of uitleg bij jouw mening of standpunt. 

Ik vind dat kinderen onder de 12 jaar geen telefoon mogen hebben. Uit een onderzoek van de universiteit van Leiden is naar voren gekomen dat kinderen niet leren communiceren met elkaar, omdat ze alleen maar online met elkaar praten.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

In een tekst vind je argumenten vaak door te zoeken naar signaalwoorden, zoals
want, omdat, namelijk en immers. Achter deze signaalwoorden vind je vaak
argumenten die een bepaalde mening onderbouwen.

Argumenten kunnen ook zonder signaalwoorden in de tekst staan. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De IPhone kan je het beste bij Tele2 kopen, want daar is hij volgens IphoneDeals het goedkoopst.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Drogredenen
Niet elk argument is een goed argument. Sprekers kunnen onjuiste argumenten gebruiken

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

De onjuiste oorzaak-gevolgrelatie


Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.
Sinds er meer kikkers in de vijver zitten, is het water schoner. Dat moet dus wel aan de kikkers liggen. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

 De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

De overhaaste generalisatie 
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.


Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
De overhaaste generalisatie

Slide 16 - Quiz

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 17 - Quiz

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
Filmpje drogredenen
https://www.youtube.com/watch?v=EBEZJm3ozIA 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Werkblad 3

Slide 19 - Slide

This item has no instructions