Lezen en luisteren les 5

Lezen en luisteren
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen en luisteren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
- Doel
- Datum examen lezen en luisteren
- Opdracht vooraf
- Feiten, meningen en argumenten
- Bezig in de methode

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel
- Je kunt feiten, meningen en argumenten van elkaar onderscheiden en je kunt er kritisch naar kijken
- Je weet welke soorten argumenten er zijn
- Je weet welke drogredenen er zijn
- Je weet hoe je een tekst moet evalueren. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Datum examen lezen en luisteren
Dinsdag 6 april (B klas) 15:00 uur - 17:00 uur
 
Woensdag 7 april (A klas) 15:00 uur - 17:00 uur

Lokaal --> PA204

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opdracht vooraf
Vragen bij een fragment.

https://padlet.com/jannekelubbinge/uxgi7osizw09ofcp

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Feiten en meningen
Feit --> Is iets wat waar of niet waar is. Het is altijd controleerbaar en bewijsbaar.

Mening --> Geeft aan wat iemand ergens persoonlijk van vindt. Het is staat niet vast en je kunt het onderbouwen met argumenten.  

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Argumenten
Een argument is een verdediging of uitleg bij jouw mening of standpunt. 

Ik vind dat kinderen onder de 12 jaar geen telefoon mogen hebben. Uit een onderzoek van de universiteit van Leiden is naar voren gekomen dat kinderen niet leren communiceren met elkaar, omdat ze alleen maar online met elkaar praten.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

In een tekst vind je argumenten vaak door te zoeken naar signaalwoorden, zoals
want, omdat, namelijk en immers. Achter deze signaalwoorden vind je vaak
argumenten die een bepaalde mening onderbouwen.

Argumenten kunnen ook zonder signaalwoorden in de tekst staan. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Feitelijk of niet-feitelijk
Niet-feitelijk argument --> gebaseerd op een gevoel of een persoonlijke opvatting.
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen.


Feitelijk argument --> Controleerbaar


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Drogredenen
Niet elk argument is een goed argument. Sprekers kunnen onjuiste argumenten gebruiken.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De onjuiste oorzaak-gevolgrelatie


Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.
Sinds er meer kikkers in de vijver zitten, is het water schoner. Dat moet dus wel aan de kikkers liggen. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

 De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De overhaaste generalisatie 
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.


Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 15 - Quiz

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 16 - Quiz

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
Filmpje drogredenen
https://www.youtube.com/watch?v=EBEZJm3ozIA 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Evalueren
Checklist:

- De deskundigheid en de onafhankelijkheid van de schrijver.
- De publicatieplaats
- De actualiteit en de gebruikte bronnen

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Samenhang binnen teksten
Bijvoorbeeld --> Samenhang tussen meningen en argumenten.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Taalblokken
Lezen les 12
Luisteren les 12

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Doel
- Je kunt feiten, meningen en argumenten van elkaar onderscheiden en je kunt er kritisch naar kijken
- Je weet welke drogredenen er zijn
- Je weet hoe je een tekst moet evalueren. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn drogredenen?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Het is lekker weer
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Het huis is rood
A
Feit
B
Mening

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Hoe bepaal je of een tekst betrouwbaar is?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions