What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhaling toets woordbenoeming
Herhaling voor de toets
Woordbenoeming
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herhaling voor de toets
Woordbenoeming
Slide 1 - Slide
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dat is een mens, dier, ding of plant
B
Dat zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Slide 2 - Quiz
Vul in: 'Het elftal speelde een ........ wedstrijd.' (geweldig)
Slide 3 - Open question
Vul in: 'Ik moet morgen het ........ hek verven.' (hout)
Slide 4 - Open question
Vul in: 'Dat ......... shirt is lekker luchtig.' (katoen)
Slide 5 - Open question
Bij welke trap hoor het woordje 'beste'? Als in: hij is het beste in voetbal.
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap
Slide 6 - Quiz
Bij welke trap hoort het woordje 'minder'? Als in: hij heeft nog minder geld.
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap
Slide 7 - Quiz
Wat is de stellende trap van 'minder'?
A
Minst
B
Minderst
C
Weinig
D
Weinigst
Slide 8 - Quiz
Vul in en geef aan welke trap: 'Hij is goed in voetbal, maar hij is nog veel .....' (goed)
Slide 9 - Open question
Vul in en geef aan welke trap: 'Hij is het ........ van iedereen.' (lang)
Slide 10 - Open question
Waar is 'mijn' een voorbeeld van in deze zin: 'Als ik op reis ga, neem ik altijd mijn identiteitskaart mee.'
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 11 - Quiz
Welke is juist? 'Is deze tas van jou/jouw?'
A
jou
B
jouw
Slide 12 - Quiz
Welke is juist? 'Jou/jouw verhaal slaat echt nergens op.'
A
Jou
B
Jouw
Slide 13 - Quiz
Vul in: "...... twee beste vrienden zijn verhuisd, maar we denken nog vaak aan ......"
Slide 14 - Open question
Welke twee verwijswoorden horen bij de-woorden?
A
deze en die
B
dit en dat
C
deze en dit
D
die en dat
Slide 15 - Quiz
Welke twee verwijswoorden horen bij het-woorden?
A
deze en die
B
dit en dat
C
deze en dit
D
die en dat
Slide 16 - Quiz
Welke twee verwijswoorden horen bij veraf?
A
deze en die
B
dit en dat
C
deze en dit
D
die en dat
Slide 17 - Quiz
Welke twee verwijswoorden horen bij dichtbij?
A
deze en die
B
dit en dat
C
deze en dit
D
die en dat
Slide 18 - Quiz
Vul in: 'Ik heb ....... boek gekozen, omdat ik het me heel spannend leek.'
Slide 19 - Open question
Vul in: 'De pen was weg, maar gelukkig werd ....... later gevonden.'
Slide 20 - Open question
Vul in: 'Ik heb nog nooit ....... lelijke schoenen gezien.'
Slide 21 - Open question
More lessons like this
Verwijswoorden en flaptekst
January 2022
- Lesson with
26 slides
by
Kidsweek in de Klas
Taal
Basisschool
Groep 8
Kidsweek in de Klas
voorbereiding toets woordsoortbenoeming
February 2024
- Lesson with
53 slides
herhaling blok 9 (spelling en formuleren)
June 2019
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
WRE 1TC - Formuleren - Trappen van vergelijking deel 2
December 2023
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
herhaling woordjes Chapitre 3 + inoefenen voca E+F
January 2024
- Lesson with
13 slides
Frans
Secundair onderwijs
BSR 6/12 1aha Formuleren 6 Trappen van vergelijking
December 2023
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
formuleren
April 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
H5 samenvatting
June 2024
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1