voorzetsel en bijwoord

Welkom 1ha
We beginnen met 10 minuten in stilte lezen. Daarna: 
opfrissen aanw. vnw en vr. vnw + uitleg over voorzetsels  
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom 1ha
We beginnen met 10 minuten in stilte lezen. Daarna: 
opfrissen aanw. vnw en vr. vnw + uitleg over voorzetsels  

Slide 1 - Slide

terugblik... 

Slide 2 - Slide

'vragend voornaamwoord' en 'aanwijzend voornaamwoord'. Wat weet je nog?

Slide 3 - Open question

Noteer alle vragende en aanwijzende voornaamwoorden: Wie van jullie wil deze boodschap voor me doen? Noteer als volgt:
'vr. vnw: ..., aanw. vnw: ....'

Slide 4 - Open question


Lesdoel

  • Na deze les kunnen jullie de voorzetsels en bijwoorden in een zin herkennen

Grammatica - woordsoorten - voorzetsel

Slide 5 - Slide

Woordsoorten
  • Lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Werkwoorden: zww en hww
  • Aanwijzend vnw.
  • Vragende vnw. 
  • Voorzetsel





Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Zinsdelen
  • Persoonsvorm
  • Zinsdelen 
  • Onderwerp
  • Gezegde 
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling






Slide 6 - Slide


Voorzetsel (VZ)



Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak aan en staat vaak vóór een lidwoord of een voornaamwoord. 

  • plaats -> onder de stoel, op de fiets, achter onze deur

  • tijd -> over een kwartier, tijdens die lunch, vanaf 16 mei

  • reden/oorzaak -> door de toespraak, vanwege de regen, dankzij jouw hulp






Slide 7 - Slide


Voorzetsel (VZ)



Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Soms is een voorzetsel deel van een vaste combinatie.

  • door middel van

  • naar aanleiding van

  • met uitzondering van




Slide 8 - Slide


Voorzetsel (VZ)



Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Let op: delen van scheidbare werkwoorden noem je geen voorzetsel. Ze maken deel uit van het werkwoord.

  • Hans kijkt mij aan. -> aankijken

  • Ik nodig je uit voor het feest. -> uitnodigen

  • Zinedine geeft nooit op. -> opgeven







Slide 9 - Slide


Ezelsbruggetje. Kijk of je het woord voor de kast of de vakantie kan zetten. Kan dat? Grote kans dat je met een voorzetsel te maken hebt!



Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
  • op de kast
  • onder de kast
  • boven de kast
  • achter de kast
  • voor de kast
  • naast de kast
  • tijdens de vakantie
  • na de vakantie
  • gedurende de vakantie
  • voor de vakantie
  • dankzij de vakantie
  • vanwege de vakantie
Plaats
Tijd & reden/oorzaak

Slide 10 - Slide

Noem twee dingen die je hebt geleerd over voorzetsels.

Slide 11 - Open question

Hw voor donderdag
blz. 150, opdracht 1 en 3 


Slide 12 - Slide

Welkom 1ha
We beginnen met 10 minuten in stilte lezen. Daarna: 
opfrissen voorzetsels + uitleg over bijwoorden  

Slide 13 - Slide

Voorzetsels. Wat weet je nog?

Slide 14 - Open question


Voorzetsel vs. bijwoord




Grammatica - woordsoorten - voorzetsel en bijwoord 
Voorzetsels zeggen iets over plaats & tijd. Bijwoorden kunnen dat ook doen, alleen zij staan qua tijd en plaats op zichzelf. Ze worden niet ergens vóór geplaatst, zoals het voorzetsel.



Voorzetsel
   
Onder
Boven
Achter
Op
Naast
Bijwoord
   
Daar
Hier
Ergens
Overal
Er
Voorzetsel
   
Tijdens
Sinds
Na
Voor

Bijwoord
   
Gisteren
Morgen
Straks
Laatst
Onlangs

Plaats
Tijd
Bijwoord



Een bijwoord kan naast plaats en tijd nog veel meer aangeven. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Noem twee dingen die je hebt geleerd over voorzetsels.

Slide 20 - Open question

Noem twee dingen die je hebt geleerd over bijwoorden.

Slide 21 - Open question

Hw voor maandag
 blz. 180, opdracht 1 en 4

Slide 22 - Slide