This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom 1ha
We beginnen met 10 minuten in stilte lezen. Daarna:
opfrissen aanw. vnw en vr. vnw + uitleg over voorzetsels
Slide 1 - Slide
terugblik...
Slide 2 - Slide
'vragend voornaamwoord' en 'aanwijzend voornaamwoord'. Wat weet je nog?
Slide 3 - Open question
Noteer alle vragende en aanwijzende voornaamwoorden: Wie van jullie wil deze boodschap voor me doen? Noteer als volgt: 'vr. vnw: ..., aanw. vnw: ....'
Slide 4 - Open question
Lesdoel
Na deze les kunnen jullie de voorzetsels en bijwoorden in een zin herkennen
Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Slide 5 - Slide
Woordsoorten
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoorden: zww en hww
Aanwijzend vnw.
Vragende vnw.
Voorzetsel
Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Zinsdelen
Persoonsvorm
Zinsdelen
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Slide 6 - Slide
Voorzetsel (VZ)
Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak aan en staat vaak vóór een lidwoord of een voornaamwoord.
plaats -> onder de stoel, op de fiets, achter onze deur
tijd -> over een kwartier, tijdens die lunch, vanaf 16 mei
reden/oorzaak -> door de toespraak, vanwege de regen, dankzij jouw hulp
Slide 7 - Slide
Voorzetsel (VZ)
Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Soms is een voorzetsel deel van een vaste combinatie.
door middel van
naar aanleiding van
met uitzondering van
Slide 8 - Slide
Voorzetsel (VZ)
Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Let op: delen van scheidbare werkwoorden noem je geen voorzetsel. Ze maken deel uit van het werkwoord.
Hans kijkt mij aan. -> aankijken
Ik nodig je uit voor het feest. -> uitnodigen
Zinedine geeft nooit op. -> opgeven
Slide 9 - Slide
Ezelsbruggetje. Kijk of je het woord voor de kast of de vakantie kan zetten. Kan dat? Grote kans dat je met een voorzetsel te maken hebt!
Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
op de kast
onder de kast
boven de kast
achter de kast
voor de kast
naast de kast
tijdens de vakantie
na de vakantie
gedurende de vakantie
voor de vakantie
dankzij de vakantie
vanwege de vakantie
Plaats
Tijd & reden/oorzaak
Slide 10 - Slide
Noem twee dingen die je hebt geleerd over voorzetsels.
Slide 11 - Open question
Hw voor donderdag
blz. 150, opdracht 1 en 3
Slide 12 - Slide
Welkom 1ha
We beginnen met 10 minuten in stilte lezen. Daarna:
opfrissen voorzetsels + uitleg over bijwoorden
Slide 13 - Slide
Voorzetsels. Wat weet je nog?
Slide 14 - Open question
Voorzetsel vs. bijwoord
Grammatica - woordsoorten - voorzetsel en bijwoord
Voorzetsels zeggen iets over plaats &tijd. Bijwoorden kunnen dat ook doen, alleen zij staan qua tijd en plaats op zichzelf. Ze worden niet ergens vóór geplaatst, zoals het voorzetsel.
Voorzetsel
Onder
Boven
Achter Op Naast
Bijwoord
Daar
Hier
Ergens Overal Er
Voorzetsel
Tijdens Sinds Na Voor
Bijwoord
Gisteren Morgen Straks Laatst Onlangs
Plaats
Tijd
Bijwoord
Een bijwoord kan naast plaats en tijd nog veel meer aangeven.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Noem twee dingen die je hebt geleerd over voorzetsels.
Slide 20 - Open question
Noem twee dingen die je hebt geleerd over bijwoorden.