This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
What are we going to do today?
- Who is here?
- Studying/reading
- Previous lesson
- Grammar recap
- Grammar: sentences
- End of lesson
Slide 2 - Slide
Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F
Slide 3 - Slide
timer
1:00
Slide 4 - Slide
What did we do the previous lesson?
Slide 5 - Slide
- Writing test
(informal letter)
Slide 6 - Slide
Homework
NONE
Slide 7 - Slide
Recap!
Slide 8 - Slide
Grammar 13
1. Wat zijn relative clauses?
2. Wanneer gebruik je welke?
3. Wanneer mag je 'that' niet gebruiken?
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
ALERT! DEADLINE!
Volgende week (woensdag 16 maart) staat de deadline voor het PO op het programma!
Het PO moet vóór 15:00 's middags bij MIJ geprint en online worden ingeleverd.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Go to page 93
Slide 13 - Slide
Sentences
Slide 14 - Slide
Sentences
We gaan het hebben over drie soorten zinnen:
1. Simpele zinnen
2. Samengestelde zinnen
3. Complexe zinnen
We beginnen uiteraard bij één.
Slide 15 - Slide
Simple sentences
Enkelvoudige zinnen hebben één onderwerp en één persoonsvorm. Ze brengen één gedachte over.
The zoo adopted two lions last month.
Slide 16 - Slide
Compound sentence
Een samengestelde zin zijn twee simpele, enkelvoudige zinnen die aan elkaar zijn geplakt door één van de volgende woorden:
and, but, for, nor, or, so, yet.
I heard the children playing but I didn't see them
Slide 17 - Slide
Complex sentence
Eén enkelvoudige zin met een bijzinnetje, verbonden door because, since, after, although of when. Ook that, who, whose of which maken een zin een complexe zin.
After I finished work, I will help you.
Slide 18 - Slide
Leer die woorden uit je hoofd!
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
The protestors didn't leave because they were angry.