We kennen het werkwoordelijk en het naamwoordelijk gezegde.
Over het naamwoordelijk gezegde later meer.
Een zin waarin iets gebeurt/iets gedaan wordt, heeft een ww gezegde.
Alle werkwoorden in de zin samen vormen het werkwoordelijk gezegde.
Bijvoorbeeld bij zin 2: heb en gekregen
ww gezegde = heb gekregen