Meneer Cornelissen heeft de ziekte van Alzheimer. Hij woont in een verpleeghuis. In zijn kledingkast hangen drie keurige pakken, zes overhemden en een trainingspak. Meneer Cornelissen wil alleen het trainingspak dragen. Hij zegt dat de pakken knellen.
Zijn zoon klaagt bij de verzorgende: ‘Dat ziet er toch niet uit? Mijn vader was altijd zo keurig gekleed. Dat trainingspak is voor het sporten, niet om aan tafel te zitten'.
De verzorgende noteert: Meneer Cornelissen wil zijn nette kleding niet dragen.