Vwo 2 - K1: Grammatik: Personalpronomen + sein

VWO 2 - Woche 37 - Stunde 2
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

VWO 2 - Woche 37 - Stunde 2

Slide 1 - Slide

Aan het begin van de les
1. Zoek (rustig) je plekje op. 
2.Op tafel: 
  • Duits boek, 
  • Duits schrift, 
  • pen

Slide 2 - Slide

Planung

Herhalen: 
  • Wortschatz Lernliste B NL-DU
  •  Sprechen: dich vorstellen


    Grammatik: persoonlijk voornaamwoord + sein






      Doelen


        Je kent de persoonlijk voornaamwoorden en het werkwoord 'sein'.

        Je kunt jezelf in het Duits voorstellen. 



        Slide 3 - Slide

        Vertaal in je schrift in het Duits
        de straat:
        waar:
        waar vandaan:
        hoe:
        het adres:
        de postcode:
        het telefoonnummer: 
        het e-mailadres: 
        (2 Minuten) 

        Slide 4 - Slide

        A: Hoe heet je?
        B: Ik heet
        A: Hoe oud ben je?
        B: Ik ben 11/12/13 jaar oud.​
        A: Waar kom je vandaan?
        B: Ik kom uit Nederland.
        A: Waar woon je?
        B: Ik woon in....
        A: Wat is je adres, postcode, telefoonnummer en     e-mailadres?
        B: Mijn ..... is ..




        Voer het gesprekje in een tweetal.
        Wissel ook een keer van rol. 

        Tijd: 3 Minuten

        Slide 5 - Slide

        Wat zijn persoonlijk voornaamwoorden?

        Slide 6 - Slide

        Grammatik: persoonlijk voornaamwoord
        --> Persoonlijk voornaamwoorden verwijzen naar personen: 
                ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij, u
                Ik heet Jan - Hoe heet jij? - Hij heeft een klein zusje. - Waar woont u

        --> Je kan een persoonlijk voornaamwoord ook in de plaats van een      
               persoon of zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen) zetten. 
                Die man heet meneer Jansen. -> Hij heet meneer Jansen.
                Anna en Jan wachten op ons! -> Zij wachten op ons. 
                Jan en ik gaan met de auto. -> Wij gaan met de auto. 

        Slide 7 - Slide

        Noteer in je schrift: Wat is de Nederlandse vertaling van de persoonlijk voornaamwoorden? (2 Minuten) 

        Slide 8 - Slide

        Noteer in je schrift: Welk persoonlijk voornaamwoord kan je in de plaats zetten van de namen? (2 Minuten)

        Slide 9 - Slide

        Noteer in je schrift: Welk persoonlijk voornaamwoord kan je in de plaats zetten van de namen? (2 Minuten) 

        Slide 10 - Slide

        --> Het werkwoord 'sein' (zijn) in de tegenwoordige tijd. 
              Wat valt je op? Neem het schema over in je schrift. 

        Slide 11 - Slide

        Grammatik: pers. vnw + sein
        --> Paragraf D: Grammatik (S.18)
            
        Selbstständig machen: Aufgabe 11, 12, 13, 14 
        Hulpmiddel: Grammatikschema 'sein'
        Zeit: 20 Minuten, danach besprechen
        Klaar= lernen
                      1. Lernliste B N-D (aus - zwanzig) 
                      2. Lernliste C D-N 
                      3. Persoonlijk voornaamwoord + sein
                  


        Slide 12 - Slide

        nächste Stunde
        Herhalen: 
        • Wortschatz Lernliste A & C DU-NL

        Grammatik: werkwoord 'haben'

        Blijf op je plek tot de docent aangeeft dat het lesuur voorbij is. 
        Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter. Danke! 

        Slide 13 - Slide

        Nicos Weg - Hallo

        Nico Gonzales uit Spanje in naar Duitsland gekomen om Duits te leren en ook een nieuw leven op te bouwen. Luister naar de twee korte afleveringen en noteer in je schrift:
        1. Welke  Duitse 'begroetingen' hoor je?
        2. Welke vraag stel je in het Duits om te vragen hoe het gaat?
        3. Welke Duitse manier van 'doei zeggen' hoor je?
        --> Welke bekende woorden hoor/zie je nog in het filmpje?

        Slide 14 - Slide

        Slide 15 - Video