Vwo 2 - K1: Grammatik: Personalpronomen + sein

VWO 2 - Woche 38 - Stunde 2
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

VWO 2 - Woche 38 - Stunde 2

Slide 1 - Slide

Aan het begin van de les
1. Zoek (rustig) je plekje op. 
2.Op tafel: 
  • Duits boek, 
  • Duits schrift, 
  • pen

Slide 2 - Slide

Planung

Overhoren weektaak: Wortschatz Lernliste B NL-DU (der Nachname - alt) und C DU-NL

Besprechen: persoonlijk voornaamwoorden en sein

Grammatik: persoonlijk voornaamwoord + haben + Aufgabe 11, 12, 13, 14






    Doelen


      Je kunt laten zien dat je de persoonlijk voornaamwoorden en het werkwoord 'sein' kent.

      Je kunt laten zien dat je de belangrijkste woorden om jezelf in het Duits voor te kunnen stellen kent. 





      Slide 3 - Slide

      Weektaak af / geleerd
      Overhoren K1 Lernliste B (NL-DU) & C (DU-NL)
      Nodig: leeg blad + pen
      Wat: Noteer de NL woorden en vertaal de woorden in DU. 
                Lever je blaadje in. Vergeet je naam niet!

      Slide 4 - Slide

      Wat zijn persoonlijk voornaamwoorden?

      Slide 5 - Slide

      Grammatik: persoonlijk voornaamwoord
      --> Persoonlijk voornaamwoorden verwijzen naar personen: 
              ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij, u
              Ik heet Jan - Hoe heet jij? - Hij heeft een klein zusje. - Waar woont u

      --> Je kan een persoonlijk voornaamwoord ook in de plaats van een      
             persoon of zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen) zetten. 
              Die man heet meneer Jansen. -> Hij heet meneer Jansen.
              Anna en Jan wachten op ons! -> Zij wachten op ons. 
              Jan en ik gaan met de auto. -> Wij gaan met de auto. 

      Slide 6 - Slide

      Noteer in je schrift: Wat is de Nederlandse vertaling van de persoonlijk voornaamwoorden? (2 Minuten) 

      Slide 7 - Slide

      Noteer in je schrift: Welk persoonlijk voornaamwoord kan je in de plaats zetten van de namen? (2 Minuten) 
      timer
      2:00

      Slide 8 - Slide

      --> Het werkwoord 'sein' (zijn) in de tegenwoordige tijd. 
            Wat valt je op? Neem het schema over in je schrift. 

      Slide 9 - Slide

      Grammatik: pers. vnw + sein
      --> Paragraf D: Grammatik (S.18)
          
      Selbstständig machen: Aufgabe 11, 12, 13, 14 
      Hulpmiddel: Grammatikschema 'sein'
      Zeit: 15 Minuten, danach besprechen
      Klaar= lernen
                    1. Lernliste B N-D (aus - zwanzig) 
                    2. Lernliste C D-N 
                    3. Persoonlijk voornaamwoord + sein
                


      timer
      15:00

      Slide 10 - Slide

      Lernziele checken
      Je kunt laten zien dat je de persoonlijk voornaamwoorden en het werkwoord 
      'sein' kent.

      Je kunt laten zien dat je de belangrijkste woorden om jezelf in het Duits 
      voor te kunnen stellen kent. 


      (Wie ben) ____________du ? (Wie is) ________________sie?
      Wie spät ____________ (is het)? (Wanneer) ____________ (zijn wij) zu Hause?
      (Ik ben) ___________ in (Duitsland) geboren, aber (hij is) __________ (Nederlander).

      Slide 11 - Slide

      nächste Stunde
      Weißt du es noch: Wortschatz Lernliste B + werkwoord sein

      Grammatik: werkwoord 'haben'


      Blijf op je plek tot de docent aangeeft dat het lesuur voorbij is. 
      Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter. Danke! 

      Slide 12 - Slide

      Nicos Weg - Hallo

      Nico Gonzales uit Spanje in naar Duitsland gekomen om Duits te leren en ook een nieuw leven op te bouwen. Luister naar de twee korte afleveringen en noteer in je schrift:
      1. Welke  Duitse 'begroetingen' hoor je?
      2. Welke vraag stel je in het Duits om te vragen hoe het gaat?
      3. Welke Duitse manier van 'doei zeggen' hoor je?
      --> Welke bekende woorden hoor/zie je nog in het filmpje?

      Slide 13 - Slide

      Slide 14 - Video