werkwoorden en zinsbouw aan de hand van kinderliedjes studieles

studieles NT2 ( twee lessen)
gemaakt door cw
datum: 18-10-22
doel: theorie/oefenen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

studieles NT2 ( twee lessen)
gemaakt door cw
datum: 18-10-22
doel: theorie/oefenen

Slide 1 - Slide

kinderliedjes en werkwoordsvormen

Slide 2 - Slide

doel
Je oefent met werkwoordsvormen
Je oefent met het maken van goede zinnen
Je leert Nederlandse kinderliedjes kennen

Slide 3 - Slide

Welke Nederlandse kinderliedjes ken jij?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Opdracht
Luister nog een keer naar het liedje.
Je krijgt een blad met de tekst. Welke woorden zijn weggelaten?
Noteer die woorden.Let op hoe je ze schrijft.
Beantwoord ook de vraag,

Slide 6 - Slide

In welke tijd zijn de werkwoordsvormen geschreven?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Opdracht
Luister nog een keer naar het liedje.
Je krijgt een blad met de tekst. Welke woorden zijn weggelaten?
Noteer die woorden.Let op hoe je ze schrijft.

Vul daarna het schema in: welke tijd? Wat is het hele werkwoord?

Slide 11 - Slide

Op een grote paddenstoel

Op een grote paddenstoel rood met witte stippen,
Zat kabouter Spillebeen heen en weer te wippen
Krak zei de paddenstoel met een diepe zucht
Vloog kabouter Spillebeen met z’n beentjes in de lucht

Maar kabouter Spillebeen hield niet op met wippen
Op die grote paddenstoel rood met witte stippen
Daar kwam vader Langbaard aan en die zei toen luid:
‘Moet dat stoeltje ook kapot, Spillebeen schei uit!’

Slide 12 - Slide

Vervolg werkwoorden
Kijk en luister naar het volgende liedje.
Je kunt de tekst onderin meelezen.
Zijn er woorden die je niet begrijpt? onthou --> straks vragen!

In welke tijd staan de meeste werkwoorden in dit liedje?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

De meeste werkwoorden in dit liedje staan in de
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
D
toekomst

Slide 15 - Quiz

Even wat theorie.....
Eerst de tegenwoordige tijd (nu!)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Welke vorm is juist, tegenwoordige tijd:
(worden) Het ....... bijna winter.
A
word
B
wort
C
wordt
D
woord

Slide 19 - Quiz

Welke werkwoordsvormen passen correct in deze zin? Tegenwoordige tijd.
Het ......... en .......... al de hele week (waaien, regenen)
A
waai, regen
B
waait, regent
C
waaien, regenen
D
waaid, regend

Slide 20 - Quiz

Even wat theorie.....
Nu de verleden tijd 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Wij .......... vlug de tijd.
A
noteerde
B
noteerdden
C
noteerden
D
weet niet

Slide 23 - Quiz

stam: noteer
laatste letter in 'ex fokschip'?
NEE.
Dus: de(n). Wij = meervoud -->
Noteerden

Slide 24 - Slide

Wij ........... lekker voor onze gasten.
A
koken
B
kookte
C
kookten
D
weet niet

Slide 25 - Quiz

stam: kook
laatste letter in 't ex fokschip?
JA
dus: te(n)    Wij = meervoud
kookten

Slide 26 - Slide

.......... jij ook al dat de les niet doorging?
A
vermoede
B
vermoedde
C
vermoedden
D
weet niet

Slide 27 - Quiz

stam: vermoed
laatste letter in 't ex fokschip?
NEE
dus: + de    Jij is enkelvoud -->
vermoedde

Slide 28 - Slide

verleden tijd, verhalend gebruik
We gebruiken de verleden tijd als we een verhaal vertellen dat eerder gebeurd is.
Als voorbeeld nemen we een kort gedicht van Annie M.G. Schmidt.
Het heet De houtwurm .
                                                                     1951
Annie M.G. Schmidt, Niet met de deuren slaan. 1973

Slide 29 - Slide

Annie M.G. Schmidt (1911 - 1995)
Zij schreef veel kinderboeken 
en kindergedichten.
En ze schreef musicals en 
toneelstukken.


Slide 30 - Slide

de houtwurm en de keukenstoel

Slide 31 - Slide

De Houtwurm
Een houtwurm zat in een keukenstoel
en at en at ... een heleboel!
En op de stoel zat tante Mien,
ze had de houtwurm nooit gezien.
Die at maar door
en at maar door
totdat het krikte en krakte
en tante Mien
om kwart voor tien
pardoes door de stoel heen zakte.

Slide 32 - Slide

verleden tijd
Een houtwurm ... in een keukenstoel
timer
2:00
A
zit
B
zat
C
ziet
D
zaat

Slide 33 - Quiz

en ... en ... een heleboel!
timer
1:00
A
eet
B
aat
C
et
D
at

Slide 34 - Quiz

verleden tijd
ze ... de houtwurm nooit gezien.
timer
1:00
A
heeft
B
had
C
is
D
was

Slide 35 - Quiz

verleden tijd
en tante Mien
om kwart voor tien
pardoes door de stoel heen ....
timer
2:00
A
gezakt
B
zakte
C
valt
D
sprong

Slide 36 - Quiz

Schrijf zelf een kort kinderverhaaltje in de verleden tijd.
Als je klaar bent, typ je het hier.

Slide 37 - Open question

Hoe gaat het bij jou met de werkwoorden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll