les 10: aardrijkskundige vaardigheden (2.7)

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

2.7 geografische vaardigheden

• vergelijken in ruimte en tijd;
  
• beschrijven en analyseren op verschillende ruimtelijke schaalniveaus;
  
• beschrijven en analyseren door relaties te leggen tussen het algemene en het bijzondere.

Vergelijken in tijd en ruimte

Het doel is het opsporen van overeenkomsten en verschillen, niet alleen nu, maar ook voor de toekomst.

- je verzamelt data (temperaturen)

- zet het in een grafiek

- trekt hieruit conclusies

Vergelijken in tijd en ruimte

Het doel is het opsporen van overeenkomsten en verschillen, niet alleen nu, maar ook voor de toekomst.

- je verzamelt data (neerslag)

- zet het in een kaart

- trekt hieruit conclusies

Beschrijven en analyseren op verschillende ruimtelijke schaalniveaus;

wat is daar?

waar is dat?

waarom is dat daar?

wat zijn de gevolgen van...

Beschrijven en analyseren op verschillende ruimtelijke schaalniveaus;

beschrijven en analyseren door relaties te leggen tussen het algemene en het bijzondere.

Op de algemene regels bij aardrijkskunde kunnen uitzonderingen bestaan. Die willen we ook graag verklaren.

Algemene regel: productie van laagwaardige (simpele) goederen wordt uitbesteed aan armere (semi-) perifere landen.

Uitzondering:  tony chocolonely repen worden gemaakt in een fabriek in België

Bekijk bron 1 in je lesboek (2.7)

Vergelijk het risico op bodemerosie in de noordelijke landen van het Middellandse Zeegebied met die van de zuidelijke landen.

Welke vaardigheid heb je bij de vorige vraag toegepast?

1. vergelijken in tijd
2. vergelijken in ruimte
3. wisselen van schaalniveau
4. het bijzondere onderscheiden van het algemene.

Gebruik een atlas.
Welke verklaring is er voor dit verschil in bedreiging door bodemerosie?

Je hebt net gekeken naar het risico op bodemerosie in het MZ-gebied.

Als je nu gaat kijken waar in de wereld het risico op bodemerosie groot is,
welke geografische vaardigheid gebruik je dan?

Bekijk de bron 2 van paragraaf 2.7 in je lesboek

Leg met een voorbeeld uit de olijfolieproductie uit dat hogere schaalniveaus vaak een sturende invloed hebben op lagere schaalniveaus.

Kan een lager schaalniveau ook invloed hebben op een hoger schaalniveau? Licht je antwoord toe.

Bekijk de informatie in bron 2 en 3 van 2.7 in je lesboek.

iemand doet 2 uitspraken.

1. de productieomstandigheden zijn voor olijfteelt in de zuidelijke landen van het MZ-gebied zeer goed.
2. Een boomgaard met olijven is in het MZ-gebied een bijzondere situatie.

1. beide uitspraken zijn juist
2. alleen uitspraak 1 is juist
3. alleen uitspraak 2 is juist
4. beide uitspraken zijn onjuist

Met kaarten kan je een verschijnsel vergelijken in de tijd

1. waar
2. niet waar