Het regelmatige werkwoord op -er

Hoe maak je de stam bij de regelmatige werkwoorden?
1 / 13
next
Slide 1: Open question
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoe maak je de stam bij de regelmatige werkwoorden?

Slide 1 - Open question

Noteer je, tu, il, nous, vous, ils met de bijbehorende uitgang

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Het regelmatige werkwoord op -er

Slide 4 - Slide

Je
tu
Il
elle
nous
vous
ils
elles
- e
-ons
- es
-ent
-ent
-ez
- e
- e

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Video

Vertaal:
(danser) hij danst

Slide 7 - Open question

Vertaal:
(donner) jullie geven

Slide 8 - Open question

Vertaal:
(habiter) Jij woont

Slide 9 - Open question

Vertaal:
(chanter) Zij zingt

Slide 10 - Open question

Vertaal:
(regarder) Ik kijk

Slide 11 - Open question

Vertaal: (parler) Zij praten
A
Elle parle
B
Elles parlent
C
Nous parlons
D
Ils parlont

Slide 12 - Quiz

Vertaal:
(chercher) Wij zoeken
A
Nous cherchons
B
On cherchons
C
Vous cherchez
D
On cherche

Slide 13 - Quiz