Lezen H1.3 tekstdoel,soort,vorm,hoofdgedachte

herhalen + oefentoets
  • Leesboek is uit!
  • Paragraaf 1.3: herhalen theorie
  • Leer de documenten op Teams
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

herhalen + oefentoets
  • Leesboek is uit!
  • Paragraaf 1.3: herhalen theorie
  • Leer de documenten op Teams
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les

Slide 1 - Slide

timer
7:00
Huiswerkcontrole

Slide 2 - Slide

Doelen
Ik kan :
– de leesstrategieën toepassen
– tekstverbanden herkennen 
– tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen benoemen;
– titel(s) herkennen en onderwerp benoemen;
– hoofdgedachte benoemen;


Wat weet je nog?

Slide 3 - Slide

Leesstrategieën
p. 22
Nu ook de eerste zin van alle alinea’s tussen inleiding en slot.

Slide 4 - Slide

Tekstverbanden
p. 23
opsommend
ten eerste, ook, eveneens, bovendien, ...
tijdsvolgorde
eerst, intussen terwijl, toen, vervolgens, ...
tegenstellend
maar, echter, toch, daarentegen, ...
uitleggend
bijvoorbeeld, zoals, ...
redengevend
want, omdat, daarom, ...
concluderend
dus, dan ook, hieruit volgt, ...
vergelijkend
net als, evenals, ...
Zoek de overeenkomst

Slide 5 - Slide

Tekstdoel, tekstsoort en tekstvorm (p. 26)
doel
uitleg
soort
vorm
informeren
de lezer informatie geven
informerende tekst
verslag
overtuigen
de lezer overtuigen (mening)
betogende tekst
boekbespreking
activeren
de lezer iets laten doen
activerende tekst
advertentie
amuseren
de lezer vermaken
amuserende tekst
stripboek

Slide 6 - Slide

Titel(s) en onderwerp (p. 27)
De titel staat bovenaan de tekst.
De titel geeft vaak een aanwijzing naar het onderwerp.
In kranten of tijdschriften: vaak een ondertitel of boventitel

Het onderwerp vind je vaak in de titel
en in de eerste alinea.

Slide 7 - Slide

Hoofdgedachte
Het belangrijkste wat de schrijver zegt. Zoek deze in inleiding en/of slot van de tekst. De hoofdgedachte geeft meestal in één zin kort weer waar de tekst over gaat.

Slide 8 - Slide

Schrijven en formuleren 1.4
weblog/hyperlinks
In teksten kom je soms een hyperlink tegen. 
Een hyperlink is een koppeling die verwijst naar een ander document. Hierdoor krijg je meer achtergrondinformatie.
Stel je vertelt dat je naar de Eifeltoren bent geweest.  Dan kan de Eifeltoren een hyperlink bevatten waarin  je extra informatie krijgt          over de Eifeltoren. Je drukt Ctrl in en klikt met de linker muisknop.

Doel??

Slide 9 - Slide

reisweblog
Je vertelt iets in chronologische volgorde. 
Daarbij gebruik je signaalwoorden die de tijd aangeven.
Eerst, intussen, terwijl, daarna, vervolgens, voordat , nadat, zodra, ten slotte.
Door deze signaalwoorden te gebruiken kan de lezer de gebeurtenissen goed volgen.

Slide 10 - Slide

werkwoordstijden
Wissel niet van tijd in een chronologisch verslag.
Tegenwoordige tijd: voordeel: je betrekt de lezer meer bij de gebeurtenissen.
Verleden tijd: Het is voor de lezer duidelijker dat de gebeurtenissen voorbij zijn.
Vooraf bepalen welke tijd je doet en dit consequent volhouden.
De persoonsvorm geeft de tijd aan.
Voorbeeld: Ik ga zwemmen omdat ik dat heel leuk vond???  > dit moet vind zijn,  Waarom?

Slide 11 - Slide

Aan de slag
maak de oefentoets in je schrift > zie Teams

leer H1.3 lezen, H1.4 schrijven en formuleren en H1.5 woorden

Slide 12 - Slide

Werkmoment
Maken 1.3 Lezen 1 tm 4 , 6 en 7, 8, 10 , 11, 17 tm 19

Maken 1.5 Woorden Opdracht 1 tm 8

- Je mag samenwerken, op fluistertoon.
- Je mag muziek luisteren.
- Vragen? Probeer eruit te komen met je buur. Steek anders je hand op.
- Klaar? Lees je boek of maak je dagboek verder af

Slide 13 - Slide

Werkmoment
Maken 1.3 Lezen 1 tm 4 , 6 en 7, 8, 10 , 11, 17 tm 19

Maken 1.5 Woorden Opdracht 1 tm 8

- Je mag samenwerken, op fluistertoon.
- Je mag muziek luisteren.
- Vragen? Probeer eruit te komen met je buur. Steek anders je hand op.
- Klaar? Lees je boek of maak je dagboek verder af

Slide 14 - Slide