Bij de beeldhouwkunst van de hellenistische periode kan onderscheid gemaakt worden tussen een aantal verschillende stijlen:
1. Realisme: de beeldhouwer geeft een bepaald aspect van de werkelijkheid weer zonder te idealiseren. Voor het eerst worden ook ouders en kinderen weergegeven.
2. Barok: de beeldhouwer benadrukt emoties door gezichtsuitdrukkingen, houdingen, beweging, zware plooien en overdreven weergave van spieren.
3. Rococo: beelden in een luchtige stijl vol humor en erotiek. De beelden hebben vaak een speels karakter.
4. Classicisme: de beeldhouwer laat zich inspireren door de beelden uit de klassieke periode en probeert deze na te bootsen.