cursus 5 paragraaf 4 basis

Grammatica
Het werkwoordelijk gezegde
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvmbo b, kLeerroute VBLeerroute VKLeerjaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica
Het werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Slide

Doel
- Ik kan de persoonsvorm in de zin herkennen.

- Ik weet wat het werkwoordelijk gezegde is in de zin.

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm
Hoe vind ik de persoonsvorm in de zin?
1.
2.
De persoonsvorm is altijd een.....

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm?

De bakker vandaag bakt een lekkere taart.
A
De bakker
B
bakt
C
een lekkere taart
D
vandaag

Slide 4 - Quiz


Moet jij elke ochtend naar school fietsen?
A
moet
B
fietsen
C
elke ochtend
D
naar school

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Waarom ben jij boos?
A
Waarom
B
ben
C
jij
D
boos

Slide 6 - Quiz

Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

Het werkwoordelijk gezegde
Let op! Aantekeningen in je schrift maken.
PV en OND moeilijk? of deze erin schrijven.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Aantekeningen in je schrift
Een werkwoordelijk gezegde (wwg) zijn alle werkwoorden in de zin. 
Het wwg vertelt wat het onderwerp in de zin doet.
kan 1 of meer woorden zijn

Slide 10 - Slide

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
de persoonsvorm

Slide 11 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Joris heeft gisteren zijn examen gemaakt.'

A
heeft
B
heeft gemaakt
C
gemaakt
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

Wat heb jij zitten doen in die klas?

Het werkwoordelijk gezegde =
A
zitten
B
zitten doen
C
heb zitten doen
D
heb zitten

Slide 13 - Quiz

Voorbeeld
Ik heb de aantekeningen in mijn schrift geschreven.

Slide 14 - Slide

Morgen ga ik fietsen naar de tandarts.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ga
B
ga fietsend
C
fietsend
D
morgen

Slide 15 - Quiz

Mijn buurman maakt huiswerk voor de cursus.

A
maakt
B
huiswerk
C
de cursus
D
mijn buurman

Slide 16 - Quiz


'Jip is vanmorgen te laat uit bed gekomen'

A
is
B
is gekomen
C
gekomen
D
uit bed

Slide 17 - Quiz

Hij heeft een mooie dag gehad in de dierentuin.

A
heeft
B
dierentuin
C
heeft gehad
D
hij

Slide 18 - Quiz



Hij heeft gisteren problemen gehad met de leraar.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gehad
D
heeft problemen gehad

Slide 19 - Quiz


Hopelijk hebben jullie deze opdrachten goed gemaakt.
A
hopelijk
B
hebben
C
hebben gemaakt
D
hebben goed gemaakt

Slide 20 - Quiz

Ik kan het werkwoordelijk gezegde
in een zin vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Zijn er vragen?

Slide 22 - Slide

Aan de slag
Cursus 5 grammatica
paragraaf 4
het werkwoordelijk gezegde

Slide 23 - Slide