This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom!
Pak je leesboek van
de stapel en
neem een duik in je
verhaal (of werk aan
je verwerkingsopdracht)
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Wat gaan we deze les doen?
Programma:
Boekenpitches
Uitleg thematische uitdrukkingen
Vind uitdrukkingen
Opdrachten maken
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Boekenpitches
2e: Bas en Stan
2d: Joey en Wout
2c: Yenthe
Slide 3 - Slide
CURSUS 4: Taal
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL
§6 Thematische uitdrukkingen
Slide 4 - Slide
Je weet wat thematische uitdrukkingen zijn en waarom we die gebruiken.
Lesdoelen
Slide 5 - Slide
Thematische uitdrukkingen
Uitdrukkingen zijn unieke combinaties van woorden om uit te leggen wat je bedoelt.
Veel van deze uitdrukkingen zijn thematisch. Denk bijvoorbeeld aan het weer, dieren of het menselijk lichaam.
Na regen komt zonneschijn.
Blaffende honden bijten niet.
Een oogje op iemand hebben.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
= taal waarmee je precies bedoelt wat er staat.
- Marlou praat graag met haar klasgenoten.
- Ensar en Kevin zijn net jarig geweest.
Letterlijk taalgebruik
Slide 8 - Slide
Letterlijk taalgebruik
Taal waarmee je precies bedoelt wat er staat.
- Marlou praat graag met haar klasgenoten.
- Kevin is net jarig geweest.
Slide 9 - Slide
= taal waarmee je iets anders bedoelt dan wat er staat. Spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes zijn figuurlijk taalgebruik. Er wordt vaak een beeld (figuur) gebruikt.
Figuurlijk taalgebruik
Slide 10 - Slide
Letterlijk of figuurlijk?
Slide 11 - Slide
Letterlijk of figuurlijk?
Slide 12 - Slide
Iemand aan de tand voelen betekent 'iemand ondervragen, proberen iemand informatie te ontfutselen'. Deze uitdrukking komt uit de paardenhandel, waarbij men de tanden van het paard bevoelde om de ouderdom te bepalen
Slide 13 - Slide
Zijn onveranderlijke zinnen.
Staan altijd in de tegenwoordige tijd.
Zijn altijd figuurlijk bedoeld.
Wie weet nog een spreekwoord?
Spreekwoorden
Slide 14 - Slide
Zijn vaste combinaties van woorden.
Zijn ook altijd figuurlijk bedoeld.
Wie weet nog een uitdrukking?
Uitdrukkingen
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Wat?
Cursus 4, paragraaf 6: thematische uitdrukkingen.
Opdracht 1 (blz. 96).
Hoe?
Samen
Opdracht 1 (samen)
Slide 17 - Slide
Spreekwoorden en uitdrukkingen
1. Zoek op de poster tien spreekwoorden of uitdrukkingen
en schrijf deze op. 2. Noteer wat deze uitdrukkingen betekenen.
timer
10:00
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Wat?
Cursus 4 Taal, paragraaf 6: opdracht 2 en 3
Hoe?
Zelfstandig
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
Tien minuten.
Aan het werk
timer
10:00
Slide 20 - Slide
Je weet wat thematische uitdrukkingen zijn en waarom we die gebruiken.
Lesdoelen
Slide 21 - Slide
Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?
Slide 22 - Slide
Wat is letterlijk taalgebruik? Beschrijf het in je eigen woorden.
Slide 23 - Mind map
Wat is figuurlijk taalgebruik? Beschrijf het in je eigen woorden.
Slide 24 - Mind map
Waarom gebruiken we nog steeds (thematische) uitdrukkingen? Leg uit je in je eigen woorden.
Slide 25 - Open question
Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?