ZIAZ casus mw. van Schouten (CVA)

Les ZIAZ
  • Welkom 
  • Doel
  • Bespreken casus
  • Afsluiting
1 / 44
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les ZIAZ
  • Welkom 
  • Doel
  • Bespreken casus
  • Afsluiting

Slide 1 - Slide

Doel
Aan het eind van de les:
  • Kun je de casus aan de hand van de examencriteria doorlopen.

Slide 2 - Slide

Lees de casus (mail)

Slide 3 - Slide

CVA is de afkorting van cerebro vasculair accident
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

CVA

Slide 5 - Mind map

Casus mw van Schouten
Naam: mw van Schouten
Geboortedatum: 06-01-1948
Gezinssamenstelling: echtgenote(overleden in 2013) 2 kinderen
Woonsituatie: sinds 1 maand op verpleegafdeling
Voorgeschiedenis: TIA, atriumfibrilleren, decompensatio cordis, artrose, cataract OK links

Slide 6 - Slide

Wat zijn 3 belangrijke gegevens uit de casus? Waarom zijn deze belangrijk?

Slide 7 - Open question

Welke redeneerhulpen ga je gebruiken?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

FAST-test
Casus --> CVA --> FAST-test

Slide 10 - Slide

Je gaat mevrouw beoordelen aan de hand van de ABCD-methode. Wat observeer je bij de A?

Slide 11 - Open question

A = airway
  • Is de ademweg vrij? 
  • Stand trachea
  • Inspectie mond-keelholte
  • Bijgeluiden

Slide 12 - Slide

Wat observeer je bij de B? Welke gegevens heb je (zie casus)

Slide 13 - Open question

B = breathing (ademhaling)
Casus
  • AH- frequentie = niet bekend
  • Observeer hoe hoe iemand ademhaalt (diepte, ademarbeid, adempatroon) = niet bekend
  • Cyanose = niet bekend
  • Saturatie = 99%

Slide 14 - Slide

Wat observeer je bij de C? Welke gegevens heb je?

Slide 15 - Open question

C = circulatie
  • HF = 90/min (regulair/irreulair)
  • RR = 130/min
  •  Capillaire refill
  • Urineproductie (vochtbalans)
  • HB
  • Huid (warm, klam, koud, transpireren)

Slide 16 - Slide

Ik vind de bloeddruk van mevrouw van Schouten
A
Aan de hoge kant
B
Normaal
C
Aan de lage kant

Slide 17 - Quiz

Bloeddruk mw. van Schouten
Hypertensie komt in de acute fase van het herseninfarct bij 75% van patiënten voor. Deze wordt niet acuut behandeld, omdat: 

  • De hoge bloeddruk daalt in de eerste dagen na het infarct meestal spontaan en stabiliseert na 4 tot 7 dagen. 
  • De verhoogde bloeddruk in de acute fase van het herseninfarct wordt wel gezien als een gunstig adaptief mechanisme dat tot doel heeft de cerebrale perfusie in het gebied rond het infarct te handhaven. Derhalve zou verlaging van de verhoogde bloeddruk tot een toename van de infarctgrootte kunnen leiden.

Slide 18 - Slide

Wat observeer je bij de D? Welke gegevens heb je?

Slide 19 - Open question

D=disability (bewustzijn)
AVPU: reactie; alert, op aanspreken, op pijnprikkel, geen reactie
Onrust, Verwardheid, Pijn, 

Uitvalsverschijnselen  = dysfagie, uitvalsverschijnselen rechts

Glascow coma scale = 8  (ogen, motoriek, verbaal)

FAST = 
  • Face: tanden moeilijk laten zien, mondhoek blijft hangen
  • Arms: rechter arm blijft hangen
  • Speech: brabbelt wel, maar lijkt moeizaam te gaan
  • Tijd: wordt niet benoemd

Glucose = 6,7

Slide 20 - Slide

Wat observeer jij bij de E? Welke gegevens heb je?

Slide 21 - Open question

E = exposure
Uiterlijke kenmerken = niet bekend
Huid (huidbeschadigingen) = niet bekend
Katheters = foley katheter
Drains/sondes = neus-maagsonde
Temperatuur = 37, 3
Apparatuur = aangesloten op monitor, infuus

Slide 22 - Slide

Welke gegevens hebben prioriteit en waarom?

Slide 23 - Open question

Met welke redeneerhulp zou je de psychisch/sociale toestand van de zorgvrager beschrijven?

Slide 24 - Open question

Welke verpleegkundige problemen verwacht je in de acute fase bij mw. van Schouten?

Slide 25 - Open question

Welke subjectieve en objectieve gegevens over de mentale toestand van de zorgvrager heb je?

Slide 26 - Open question

Beschrijf de psychische of mentale toestand van de zorgvrager, gebruik redeneerhulpen.

Slide 27 - Open question

Welke coping strategie kan de zorgvrager of naasten inzetten? Welke verpleegkundige interventie kan je hierop inzetten?

Slide 28 - Open question

Maak 2 pessen, geef prioriteit.

Slide 29 - Open question

Welke interventies zet je in? En waarom?

Slide 30 - Open question

In de acute situatie wordt de arts gebeld. Hoe zou je dit aan de hand van de SBARR methode doen?

Slide 31 - Open question

Benoem een ethisch dilemma, passend bij deze case.

Slide 32 - Open question

Hoe zou je in deze casus het zelfmanagement van de zorgvrager kunnen evalueren?

Slide 33 - Open question

Vervolg op casus
Na 7 dagen komt mw. weer terug op de afdeling. 

Je hebt een overdracht van he JBZ gekregen.

Nu moeten jij en je collega's weer zorg gaan dragen voor mw. van Schouten.

Slide 34 - Slide

Noem 3 risicofactoren voor het krijgen van een CVA

Slide 35 - Open question

Wanneer iemand een CVA doormaakt, zijn er een aantal fases te onderscheiden
A
De acute fase, de ziekenhuisfase, , de revalidatie fase, de chronische fase
B
De acute fase, de behandelfase revalidatiefase, de ontslagfase
C
De behandelfase, de revalidatiefase, de ontslagfase en de chronische fase
D
De behandelfase, de ziekenhuisfase, de revalidatiefase, de chronische fase

Slide 36 - Quiz

Een MRI-scan is een onderzoek waarbij het lichaam doormiddel van röntgen straling in ‘plakjes’ zichtbaar wordt gemaakt op een monitor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quiz

Waarom is het volgen van het slikprotocol een taak van de verpleegkundige en niet van de diëtiste of logopedie?

Slide 38 - Open question

Bij het acute gedeelte van deze casus zie je dat mw. antistollingsmiddelen toegediend krijgt in de vorm van fraxiparine
Waarom krijgt zij geen trombolyse?

Slide 39 - Open question

Nadat een zorgvrager een CVA heeft doorgemaakt wordt er een ECG gemaakt. Wat is hier de reden voor? Dat onderzoek wordt uitgevoerd om:
A
Hartritmestoornissen of myocardinfarct te ontdekken.
B
Te diagnosticeren of er sprake is van een infarct of een bloeding.
C
Vast te stellen wat de stollingstijd is.

Slide 40 - Quiz

Een CVA patiënt begrijpt de woorden die gesproken worden. Hij kan echter zelf de juiste woorden niet zeggen. Hoe heet deze vorm van afasie?
Afasie van:

A
Broca
B
Temporal
C
Wernicke

Slide 41 - Quiz

Bij een zorgvrager met dementie die op de pg afdeling een CVA heeft doorgemaakt, werd in het ziekenhuis de diagnose hersenbloeding gesteld. Na behandeling komt zij terug op de afdeling met toevoeging aan medicatie: Fraxiparine. Wat is de reden hiervan?
A
Ter voorkoming van een diep veneuze trombose.
B
Ter voorkoming van een nieuwe hersenbloeding.
C
Ter voorkoming van uitbreiding van de halfzijdige verlamming.

Slide 42 - Quiz

Lesevaluatie: Wat ga je van deze les vooral onthouden?

Slide 43 - Open question

Lesevaluatie: noteer een tip en top voor deze les (en/of voor mij).

Slide 44 - Open question