Grammatica Persoonsvorm

TekOeOennnnnmmmmcmfe
Hfst. 1 
Persoonsvorm
Quiz
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

TekOeOennnnnmmmmcmfe
Hfst. 1 
Persoonsvorm
Quiz

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm
Hoe kan ik een persoonsvorm vinden?

  • Verander de zin naar een andere tijd. Het woord dat verandert is de persoonsvorm.

  • Maak de zin vragend. Het woord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.

Slide 2 - Slide

De persoonsvorm is altijd:
A
het onderwerp
B
verleden tijd
C
tegenwoordige tijd
D
een werkwoord

Slide 3 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Sander fietst elke dag naar school.
A
Sander
B
fietst
C
elke dag
D
naar school

Slide 4 - Quiz

Wat is de pv in de volgende zin:
Pieter en Kim zaten bij elkaar in de klas.
A
Pieter en Kim
B
zaten
C
bij elkaar
D
in de klas.

Slide 5 - Quiz

Sleep het goede woord naar de persoonsvorm.
Persoonsvorm
loopt
plaats
kampioen
lacht
zijn

Slide 6 - Drag question

Zet de volgende zin in een andere tijd.
De winkel was 3 maanden dicht.

Slide 7 - Open question

Zet de volgende zin in een andere tijd:
Aziz kan eindelijk naar huis gaan.

Slide 8 - Open question

Welk woord is de pv?
Jannes heeft een kastanje weggeschopt.

Slide 9 - Open question

Welk woord is de pv?
Huppelde zij nou naar school?

Slide 10 - Open question

Hoe vond je deze quiz?

Slide 11 - Mind map