grammatica blok 2

Grammatica 2.1
- tegenwoordige- en verleden tijd 
- persoonsvorm
- werkwoordsvormen; pv, hele werkwoord, voltooid deelwoord

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Grammatica 2.1
- tegenwoordige- en verleden tijd 
- persoonsvorm
- werkwoordsvormen; pv, hele werkwoord, voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm
Hoe kan ik een persoonsvorm vinden?

  • Verander de zin naar een andere tijd. Het woord dat verandert is de persoonsvorm.

  • Maak de zin vragend. Het woord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.

Slide 2 - Slide

Het huis staat in een grote straat.

wat is de PV?
A
Huis
B
staat
C
grote
D
straat

Slide 3 - Quiz

B staat

Slide 4 - Slide

Ik heb pijn in mijn hand.

Wat is de pv?
A
Ik
B
hand
C
in
D
heb

Slide 5 - Quiz

D heb

Slide 6 - Slide

Ik ben morgen jarig.

Wat is de pv?

Slide 7 - Open question

ben

Slide 8 - Slide

Roos heeft gister nieuwe kleding gekocht.

Wat is de pv?

Slide 9 - Open question

heeft

Slide 10 - Slide

Afgelopen week was er een halloweenfeest in de stad.

Wat is de pv?

Slide 11 - Open question

was

Slide 12 - Slide

Werkwoordspelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Tijden van een zin
T.T. = Jeroen loopt door het bos.

V.T. = Jeroen liep door het bos.

Slide 15 - Slide

Verleden tijd
tegenwoordige tijd
gebeurde
gebeuren
loop
zocht

Slide 16 - Drag question

Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
werd
kookt
gaf
leert

Slide 17 - Drag question

Werkwoordsvormen
Er zijn 3 werkwoordsvormen die je moet kennen:
- persoonsvorm (loopt)
- hele werkwoord (lopen)
- voltooid deelwoord (gelopen)

Slide 18 - Slide

Over een week wordt de uitslag van de toets bekendgemaakt.

Wat voor soort werkwoord is 'bekendgemaakt' ?

A
persoonsvorm
B
hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 19 - Quiz

C voltooid deelwoord

Slide 20 - Slide

Wat is WAS voor werkwoordsvorm?
Zij was naar huis gegaan?
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
heel werkwoord

Slide 21 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 22 - Slide

Werkwoordsvorm = ?
Ik heb een schat GEVONDEN.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord

Slide 23 - Quiz

C
Voltooid deelwoord

Slide 24 - Slide

Einde

Slide 25 - Slide