4.3 Machtige heren, halfvrije boeren

Par. 4.3



Machtige heren, halfvrije boeren

1 / 27
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Par. 4.3



Machtige heren, halfvrije boeren

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Je hebt je tekstboek nodig, verder heb je in een tabblad GWP openstaan
  • Uitleg bij par. 4.3
  • Filmpjes 
  • Quizvragen
  • Lees zelf de paragraaf, bekijk afbeeldingen en extra filmpjes bij Geschiedeniswerkplaats
  • De Webquest Vikingen moet in de week van 14 februari ingeleverd zijn. De laatste les van die week is ook het PW.
  • Als je vragen hebt schrijf je in voor KWT geschiedenis
  • Vergeet niet de evaluatievragen aan het einde van deze LessonUp te maken. 

Slide 2 - Slide

Leerdoel
In deze paragraaf leer je: 
  • waardoor boeren in de landbouwsamenleving halfvrij waren
  • hoe de landbouw was georganiseerd
  • welke social verhoudingen er waren
  • welke handel er was



Slide 3 - Slide

Kenmerkend aspect bij deze paragraaf:
hofstelsel en horigheid

Slide 4 - Slide

Hofstelsel
Door de volksverhuizingen kwam er een einde aan de Romeinse tijd. Daardoor kwam een einde aan de landbouwstedelijke samenleving. In Europa was er weer een landbouwsamenleving. Bovendien was het er veel onzekerheid en onveiligheid. 
Veel boeren waren voor hun bescherming afhankelijk van edelen of een klooster. Deze hadden namelijk een hof op hun domein, dat was beschermd
In ruil voor die bescherming leverden de boeren wel hun vrijheid in.

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Het domein
  • Door die onveiligheid (oorzaak) ontstonden er beveiligde dorpen (gevolg).

  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein.

  • De leenman, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.

  • Hij woonde soms in een houten kasteel en soms in een grote boerderij.

  • Vrije boeren 'verkochten' zichzelf aan de leenman om bescherming te krijgen, ze werden horigen.
Let op, kastelen in de vroege middeleeuwen waren van hout en een kasteel in die tijd was vaak niet meer dan een grote toren. Dat is dus iets anders dan de grote kastelen van steen die wij nu nog kennen.
Het kasteel was vaak op een heuvel gebouwd, dan had de leenman veel overzicht en was hij veiliger.

Slide 7 - Slide

Het kasteel was niet meer dan een versterkte wachttoren. Hier woonde de leenheer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden zoals bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de leenheer. De wapenuitrusting moesten ze dan zelf betalen.
De akkers van de leenheer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was.
De grote boerderij (hoeve) is van de leenheer. Hier woonde de leenheer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast de boerderij woonden de horige boeren als er gevaar dreigde, zoals oorlog.
Bij het grote boerderij waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten de veilige muren
Het domein was eigendom van de heer die daar met zijn horigen woonde. Het domein was een dorp dat helemaal voor zichzelf kon zorgen, zij hadden dus niemand anders nodig.

Op het domein waren de huizen van hout gemaakt. Het enige gebouw dat van steen gebouwd was, was de kerk. Geloof was voor de mensen in de middeleeuwen namelijk erg belangrijk en in Europa was bijna iedereen christelijk.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Veel plichten, 
weinig rechten

  • Iedereen op het domein van de leenman hoorde bij het domein.

  • De boeren werden horigen van de leenman: ze moesten gehoorzaam zijn en waren zijn eigendom.

  • Om op de grond van de leenman te  wonen, moest je belasting betalen.

  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten (klusjes) te doen.

  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen.

  • Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Het hofstelsel
Het domein werd soms ook wel het hof genoemd
De horigen werkten dus op het hof van de heer
Daarvoor gaf de heer bescherming op het hof
Deze afspraak noemen we het hofstelsel

Slide 12 - Slide

Hofstelsel
Boeren

Slide 13 - Slide

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer
(de heer)
Boeren

Slide 14 - Slide

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer
(de heer)
De heer geeft 
  • Bescherming
  • Landbouwgrond
Boeren

Slide 15 - Slide

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer
(de heer)
De heer geeft 
  • Bescherming
  • Landbouwgrond
In ruil geeft de boer:
  • Deel van oogst
  • Herendiensten
Horigen

Slide 16 - Slide

De edelen
Eignaars van de grond, bestuurden het land, zorgden voor rechtspraak en voerden oorlog
Huis van de heer
Vaak niet meer dan een iets groter houten huis met een muur. Hierkonden de boeren schuilen bij een aanval.
Ophaalbrug
Kan gesloten worden bij een aanval
Gracht
Extra verdediging tijdens een aanval
Simpele huizen
Binnen de muren voor de belangrijkste mensen
Boomgaard
Ook binnen de muren werd voedsel verbouwd. Alle opbrengst hier was voor de heer
Boer buiten de muur
Er waren twee soorten boeren:
  1. Vrije boeren: bezaten hun eigen grond
  2. Horigen: hadden geen bezit en moesten werken voor de heer
Herendiensten
Horigen werden door de heer beschermd en gevoed, maar daar wilde de heer wel iets voor terug
De heer kon vragen om herendiensten
  • graan malen
  • druiven persen
  • vechten voor de heer
  • graan betalen
  • wegen onderhouden
  • gracht graven
Akker
Ook buiten de muren werd op het land gewerkt. Dit werd gedaan door de horigen.
Weiland
Buiten de muren lagen weilanden voor de dieren

Slide 17 - Slide

Verschillen tussen leenstelsel (par 4.1) en hofstelsel
Leenstelsel
Hofstelsel
Afspraak tussen belangrijke edellieden (koning/hertogen)
Afspraak tussen lagere mensen (ridder/geestelijke/boer)
Gaat over een groot gebied (provincies van landen)
Gaat over een klein gebied (een dorp met omgeving)
Bepaalt hoe een gebied bestuurd wordt (politiek)
Bepaalt hoe mensen zichzelf onderhouden en met elkaar omgaan (economie/sociaal)

Slide 18 - Slide

0

Slide 19 - Video

0

Slide 20 - Video

Welke drie standen waren er in middeleeuwen en welke taak had iedere stand?

Slide 21 - Open question

De standensamenleving
  • Op de domeinen ontstond een samenleving waarin iedereen zijn eigen plek en taak van god had gekregen:

  1. Geestelijken (bidden voor de boeren en de adel)
  2. Adel (vechten om de geestelijken en de boeren te beschermen )
  3. Boeren (werken op het land om de geestelijken en adel te voeden)

  • De wereld was in de middeleeuwen daarom erg overzichtelijk. Je behoorde tot een stand, je wist wat jouw taken waren en je leefde op een domein.

Slide 22 - Slide

Vechten                         


Werken                
Standensamenleving
                                                    
                                                         bidden                                                                   

Slide 23 - Slide

Weinig handel, weinig steden
In de tijd van monniken en ridders was er in West-Europa weinig handel. Er waren ook weinig steden. In het Nederlandse Dorestad woonden 2500 mensen.
 
Daar kwamen handelaren uit Duitsland, Frankrijk, Engeland en Scandinavië om te handelen in wijn, aardewerk en zout, maar ook edelstenen, zwaarden en zelfs ivoor uit Afrika.

Rond 830 had Dorestad een eigen munt, de Dorestatus.

Slide 24 - Slide

Huiswerk
  • Maak voor de volgende les op school de opdrachten van par. 4.3. 
  • Kijk ook goed naar de tip onder de vraag.
  • Verbeter de opdrachten als je bij controle ziet dat je antwoord niet goed is. 
  • Maak evt. extra opdrachten die je krijgt om de stof beter te begrijpen of die een extra uitdaging geven als je daar aan toe bent.
  • Het is voor jezelf fijn als je de tekst van par. 4.4 alvast een keer gelezen hebt voor de volgende les op school.

Slide 25 - Slide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 26 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 27 - Open question