Grammatik - 4 Fälle Präpositionen - Nr. 1

1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-6

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wo gehört was hin?

Slide 5 - Slide

Welche Präposition gehört wohin?
3e naamval
4e naaval
3e en 4e naamval
2e naamval
an
aus
bei
nach
in
hinter
ohne
zwischen
vor
durch
für
um
während
statt

Slide 6 - Drag question

Welches Verb gehört wohin?
3e naamval
4e naaval
bitten
begegnen
helfen
treffen
kosten
fragen
glauben
gefallen
gratulieren
folgen

Slide 7 - Drag question

Übersetze diesen Satz!

Slide 8 - Slide

Ik rij naar het huis van mijn Oma.
timer
3:00

Slide 9 - Open question

Erklärung
Ich fahre zu (+3) dem Haus (o) von (+3) meiner Oma (v).
Ich fahre zu (+3) dem Haus (o) meiner (+2) Oma.

Slide 10 - Slide

De mobiel heb ik van mijn ouders gekregen.
timer
3:00

Slide 11 - Open question

Erklärung
Das (+4) Mobieltelefon (o) habe ich von (+3) meinen Eltern (mv) erhalten.
Das (+4) Handy (o) habe ich von (+3) meinen Eltern (mv) bekommen.

Slide 12 - Slide

Het geld zal ik aan mijn vriendin geven / overmaken.
timer
3:00

Slide 13 - Open question

Erklärung
Das (+1) Geld (o) werde ich meiner (aan, +3) Freundin (v) geben (+3).
Das (+1) Geld (o) werde ich meiner (aan, +3)Freundin (v) überweisen.

Slide 14 - Slide

Ik ontmoet morgen mijn vriend bij de spaarbank en ga dan naar het strand.
timer
3:00

Slide 15 - Open question

Erklärung
Ich treffe (+4) mich morgen mit (+3) meinem Freund (m) bei (+3) der Sparkasse (v) und gehe dann an (+4) den Strand (m).
[...] und gehe dann zu (+3) dem Strand (m).

Slide 16 - Slide

Het onderzoek interesseert hem nu niet, want hij moet zijn moeder helpen.
timer
3:00

Slide 17 - Open question

Erklärung
Die (+1) Untersuchung (v) interressiert (+4) ihn jetzt nicht, weil er seiner Mutter (v) helfen (+3) muss.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide