NN7 - Spelling §2 - Leestekens: punt, komma, dubbele punt, aanhalingstekens - 2H

Leestekens: punt, komma, dubbele punt, aanhalingstekens

NN7 - Spelling §2 - 2H
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Leestekens: punt, komma, dubbele punt, aanhalingstekens

NN7 - Spelling §2 - 2H

Slide 1 - Slide

Wat je gaat leren

  • Je leert leestekens op de juiste manier gebruiken.

Slide 2 - Slide

Het belang van leestekens....


Let's eat kids! 

Slide 3 - Slide

Het belang van leestekens....


Let's eat, kids! 

Slide 4 - Slide

Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.

  • Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt:
Tim zit op balletles. Hij vindt de lessen heel leuk.

Slide 5 - Slide

Je gebruikt een komma:

  • wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin. Die komma staat dan:

    - tussen twee persoonsvormen:

    ∘ Als het hard regent, moet je een regenpak aan.

Slide 6 - Slide

Je gebruikt een komma:

  • wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin. Die komma staat dan:

 - voor voegwoorden als maar, nadat, omdat, terwijl, want:

∘ Lotte miste de trein, doordat ze te laat opstond.
Zet (in het algemeen) geen komma voor en en of.

Slide 7 - Slide

Je gebruikt een komma:

  • wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin. Die komma staat dan:

- voor en na een deel van een zin dat niet zelfstandig kan staan:

De peren, die beschimmeld zijn, moet je weggooien.

Slide 8 - Slide

Je gebruikt een komma:

  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en):

    - Nederlanders gaan graag op vakantie naar Frankrijk, Italië, Spanje en Duitsland.

Slide 9 - Slide

Je gebruikt een dubbele punt:

  • voor een aangekondigde opsomming:

- Dit zijn onze favoriete vakantielanden: Frankrijk, Italië, Spanje en Duitsland.

Slide 10 - Slide

Je gebruikt een dubbele punt:

  • voor de directe rede of een citaat. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer:

    - Ingmar zei vol zelfvertrouwen: ‘Ik ga voor de toets wiskunde een 10 halen.’

Slide 11 - Slide

Je gebruikt een dubbele punt:

  • als het tweede deel van een zin een verklaring of reden vormt bij het eerste deel:

    - Romie verzorgt haar konijnen goed: ze is een echte dierenvriend.

    Je kunt de dubbele punt in dit geval ook vervangen door een komma + want.

Slide 12 - Slide

Je gebruikt aanhalingstekens:

  • bij de directe rede of een citaat. Let goed op de plaats van de leestekens:

- ‘Wil jij de afvalcontainer buitenzetten?’ vroeg Ruben aan zijn broer.
- ‘Vanavond ga ik lekker op de bank hangen’, zei Esmay tegen haar vriendin.
- Marit smeekte haar moeder: ‘Mogen Noor en Freek alsjeblieft blijven logeren?’
- ‘Als je mee wilt rijden naar het concert,’ zei Jolie, ‘moet je dat snel laten weten.’

Slide 13 - Slide

Let op: bij de indirecte rede (je geeft dan iemands woorden niet letterlijk weer) en bij gedachten gebruik je geen aanhalingstekens:

- Ruben vroeg aan zijn broer of hij de afvalcontainer buiten wilde zetten.
- Diego denkt bij zichzelf: waar ben ik aan begonnen?

Slide 14 - Slide

Je gebruikt aanhalingstekens:

  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:

    - Het woord ‘elektriciteit’ wordt vaak fout gespeld.

Slide 15 - Slide

Neem de zin over en noteer op de plek van de haakjes het juiste leesteken.
Mustafa moet naar de kaakchirurg () zijn verstandskies moet eruit gesneden worden ()

Slide 16 - Open question

Neem de zin over en noteer op de plek van de haakjes het juiste leesteken.
Wie in een glazen huis woont () moet niet met stenen gooien ()

Slide 17 - Open question

Neem de zin over en noteer op de plek van de haakjes het juiste leesteken.
Gaat Nadia altijd lopend naar school of op de fiets ()

Slide 18 - Open question

Neem de zin over en noteer op de plek van de haakjes het juiste leesteken.
Vanwege de sneeuwval () de gladheid en de ijzige kou ging de tijdrit niet door ()

Slide 19 - Open question

Neem de zin over en noteer op de plek van de haakjes het juiste leesteken.
De energieprijzen stegen snel () doordat er te weinig gas in voorraad was ()

Slide 20 - Open question

Ga naar de digitale planning en maak de opdrachten die ik heb klaargezet.

Slide 21 - Slide