GPO Biologie
1 / 49
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Video
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Slide
Wat is een andere benaming voor de boezems en de kamers?
A
boezems= atria
kamers= ventrikels
B
boezems= ventrikels
kamers= atria
C
Ze worden allebei atria genoemd.
D
Ze worden allebei ventrikels genoemd.
Slide 40 - Quiz
Welke bewering is juist?
Tijdens de diastole zijn de...
Tijdens de diastole zijn de...
A
Mitraal- en tricuspidaalklep gesloten, pulmonaal- en aortaklep gesloten
B
Mitraal- en tricuspidaalklep open, pulmonaal- en aortaklep open
C
Mitraal - en tricuspidaalklep gesloten, pulmonaal- en aortaklep open
D
Mitraal- en tricuspidaalklep open, pulmonaal- en aortaklep gesloten
Slide 41 - Quiz
Een patiënt met ernstig hartfalen (IV) kan niet opeens naar klasse II gaan (klachten bij lichte inspanning)
A
waar
B
niet waar
Slide 42 - Quiz
Kies de juiste route waarlangs de actiepotentiaal wordt geleid door het hart.
A
SA-knoop → AV-knoop → Purkinje vezels → Bundeltakken → Bundel van His
B
AV-knoop → SA-knoop → Bundel van His → Bundeltakken → Purkinje vezels
C
SA-knoop → AV-knoop → Bundel van His → Bundeltakken → Purkinje vezels
D
SA-knoop → Bundel van His → AV-knoop → Bundeltakken → Purkinje vezels
Slide 43 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met de ejectiefractie?
A
De hoeveelheid bloed dat in de rechterboezem terecht komt.
B
De hoeveelheid bloed dat in de kamers terecht komt tijdens de diastole.
C
Het gedeelte van het bloed dat achterblijft in het hart na de systole.
D
De hoeveelheid bloed dat uit het linkerventrikel gepompt wordt.
Slide 44 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met hypertrofie?
A
Het groter worden van het hart
B
Een te hoge bloeddruk
C
Het verdikken van de hartspier
D
Te veel bloed in het hart
Slide 45 - Quiz
Wat is waar over de potentialen bij sinusknoopcellen?
A
De snelle depolarisatie komt door Na-instroom
B
Er is sprake van een plateaufase, voor het voorkomen van nieuwe stimulatie
C
De cellen depolariseren langzamer dan samentrekkende cellen
D
De cellen kunnen uit zichzelf repolariseren
Slide 46 - Quiz
Hoe wordt tijdelijk zuurstoftekort genoemd?
A
arteriosclerose
B
angina pectoris
C
infarct
D
hibernating myocardium
Slide 47 - Quiz
Het eind systolisch volume is groter dan het eind diastolisch volume bij een HFrEF
A
waar
B
niet waar
Slide 48 - Quiz
Wat is geen gevolg van een hoge bloeddruk?
A
een hoog slagvolume
B
een hoge afterload
C
bloed stroomt terug naar het lichaam en de longen
D
vochtophoping
