1.a Jeugdliteratuur toen en nu

KERN 1.a Jeugdliteratuur toen en nu
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

KERN 1.a Jeugdliteratuur toen en nu

Slide 1 - Slide

Programma
-De eerste kinderboeken
15 min
-Kwajongens en -meisjes
10 min
-Lekker eigenwijs
10 min
-Nieuwe moraal

-Oefenen
5 min

35 min

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet hoe de jeugdliteratuur zich heeft ontwikkeld van braaf naar brutaal;
  • Je kan een rolmodel en een moraal herkennen in verhalen;
  • Je kan uitleggen waarom verhaalpersonages zich als rolmodellen op een bepaalde manier gedragen;
  • Je kan nadenken over de (voorbeeld)rollen van verhaalpersonages. 

Slide 3 - Slide

Noem twee van je lievelingsboeken.

Slide 4 - Mind map

Welke eigenschappen passen het best bij de hoofdpersonen uit je lievelingsboeken?
A
Moedig
B
Gehoorzaam
C
Grappig
D
Behulpzaam

Slide 5 - Quiz

Wat hoort bij braaf gedrag? En wat bij brutaal gedrag?

Slide 6 - Open question

De eerste kinderboeken
Eerste kinderboeken --> eind 18e eeuw. Vooral modelkinderen. In deze tijd dacht men vooral na over goed onderwijs en goede opvoeding. Een van de ideeën daarbij was dat kinderen boeken in begrijpelijke taal nodig hadden waar ze iets van konden leren. Kinderen moesten al lezend leren hoe ze zich moesten gedragen. Deze boeken waren dus niet echt spannend. Geen wonder, moraal stond centraal --> niet het verhaal. 
Brave Hendrik --> Schrijver en onderwijzer Nicolaas Anslijn schotelt lezers een hele voorbeeldige, brave jongen voor: Hendrik is vrolijk, tevreden, ordelijk, gehoorzaam, vriendelijk, beleefd, behulpzaam, gaat graag naar school. Kinderen die met Hendrik omgaan, worden nog braver, want zij leren van hem, hoe zij handelen moeten. Kinderen die hem niet liefhadden, werden bestempeld als "ondeugend". 

Slide 7 - Slide

Lijkt "Brave Hendrik" je een leuk boek?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Kwajongens en -meisjes
Later werden ondeugende kinderen heel erg populair. Een nieuw rolmodel kwam: dat van een wildebras en deugniet die het hart ondanks zijn of haar streken op de goede plaats heeft zitten. Dik Trom, Pietje Bell. 
De rollen zijn dus omgedraaid: de deugniet is de held en de braverik wordt vaak beschreven als schijnheilig. Nog steeds vertellen deze boeken duidelijk hoe je je moet gedragen, maar ze waren leuker om te lezen. 

Slide 9 - Slide

Lekker eigenwijs
Dik Trom en Pietje Bell maakten het volwassenen met hun streken vaak lastig, maar uiteindelijk hielden ze zich wel aan de regels. 
Hier bracht Annie M.G. Schmidt verandering in, net als de komst van Pippi Langkous, die laat zien dat je zonder volwassenen ook goed kan. Ze maakt haar eigen regels en "doet haar eigen zin". 
Guus Kuijer, tot slot, sloot hierop aan en leest volwassenen geregeld de les. Zij vindt dat volwassenen eens moesten ophouden met net doen alsof ze het beter weten en beter zijn dan kinderen. Zo schreef zij haar boek "Grote mensen, daar kun je beter soep van koken." 



Ik ben lekker stout. 

Slide 10 - Slide

Nieuwe moraal
In de hedendaagse jeugdliteratuur lijken er geen vaste rolmodellen meer te zijn. De nieuwe moraal is diversiteit: iedereen moet zichzelf kunnen zijn en je moet iedereen respecteren.
Het ideaal is dat iedereen zich in een boek kan herkennen. In de jeugdliteratuur kun je ontdekken wie je wilt zijn en worden.

Slide 11 - Slide

Wat is de moraal van een verhaal?

Slide 12 - Open question

Aan welke moraal moesten jeugdboeken begin 19de eeuw voldoen?

Slide 13 - Open question

Toepassing
Hij doet nooit zijnen meester verdriet aan. Hij kent altijd zijne lessen. De meester behoeft nooit tegen hem te zeggen: Hendrik let op! Als andere kinderen eens praten gedurende de les, dan verzoekt hij hun zulks niet te doen: maar hij zegt nooit aan den meester als zij zamen praten. Hij weet wel, dat dit zeer leelijk staat. Ook heeft hij niet gaarne, dat een ander bestraft wordt. 
Uit: Nicolaas Anslijn, De brave Hendrik (1810).

Wat is de moraal in bovenstaand fragment?

Slide 14 - Slide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Hoofdstuk 1 paragraaf a, jeugdliteratuur toen en nu, opdracht 3, 4, 6, 7 en 8. 
Hoe?
Oefenboek blz 8-9.
Handboek blz 20-21.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 11.10.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Lezen handboek 160-163.

Slide 15 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet hoe de jeugdliteratuur zich heeft ontwikkeld van braaf naar brutaal.


Je kan een rolmodel en een moraal herkennen in verhalen.
Je kan uitleggen waarom verhaalpersonages zich als rolmodellen op een bepaalde manier gedragen.
Je kan nadenken over de (voorbeeld)rollen van verhaalpersonages.

Slide 16 - Drag question