Les 23: Herhaling voorzetselvoorwerp

Welkom A2B!
  • Stillezen 
  • Terugblik

  • H2 Grammatica zinsdelen: Herhaling voorzetselvoorwerp
  • Evaluatie


1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom A2B!
  • Stillezen 
  • Terugblik

  • H2 Grammatica zinsdelen: Herhaling voorzetselvoorwerp
  • Evaluatie


Slide 1 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Terugblik
  • H1 Grammatica Zinsdelen: 
WG en LV bij wederkerende werkwoorden

Verplicht vs. toevallig...

Weet jij het nog?



      Slide 3 - Slide

      Als een werkwoord verplicht wederkerend is, dan is het wederkerend voornaamwoord ...
      A
      Het lijdend voorwerp
      B
      Onderdeel van het werkwoordelijk gezegde

      Slide 4 - Quiz


      Zich gedragen
      A
      Verplicht wederkerend
      B
      Toevallig wederkerend

      Slide 5 - Quiz

      Hij gedraagt zich netjes tijdens de les.

      'Zich' is dus...
      A
      Het lijdend voorwerp
      B
      Onderdeel van het werkwoordelijk gezegde

      Slide 6 - Quiz


      Zich vermaken
      A
      Verplicht wederkerend
      B
      Toevallig wederkerend

      Slide 7 - Quiz

      Hij vermaakt zich op het feestje.

      'Zich' is dus...
      A
      Het lijdend voorwerp
      B
      Onderdeel van het werkwoordelijk gezegde

      Slide 8 - Quiz


      Zich schamen
      A
      Verplicht wederkerend
      B
      Toevallig wederkerend

      Slide 9 - Quiz

      Hij schaamde zich voor zijn gedrag.

      'Zich' is dus...
      A
      Het lijdend voorwerp
      B
      Onderdeel van het werkwoordelijk gezegde

      Slide 10 - Quiz


      A
      ja
      B
      een beetje
      C
      alleen met hulp
      D
      ik snap er niks van

      Slide 11 - Quiz

      Deze les:
      Herhaling H2 Grammatica Zinsdelen: voorzetselvoorwerp

      Slide 12 - Slide

      Wat is een voorzetselvoorwerp?
      A
      Een woord waar een voorzetsel voor staat.
      B
      Een onderwerp dat met een voorzetsel begint.
      C
      Een zinsdeel dat begint met een voorzetsel dat 'vast' bij een ww hoort.
      D
      Een zinsdeel waar een voorzetsel in staat.

      Slide 13 - Quiz

      Het voorzetselvoorwerp is altijd figuurlijk.
      A
      Juist
      B
      Onjuist
      C
      Soms juist

      Slide 14 - Quiz

      Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
      A
      juist
      B
      onjuist

      Slide 15 - Quiz

      Vul de zin aan met een voorzetselvoorwerp.

      Je moet je cijfers niet altijd maar vergelijken ...

      Slide 16 - Open question

      Vul de zin aan met een voorzetselvoorwerp.

      Al sinds zijn jeugd is Jonathan erg geïnteresseerd …

      Slide 17 - Open question

      Vul de zin aan met een voorzetselvoorwerp.

      De medewerkers van het Rode Kruis ontfermden zich …

      Slide 18 - Open question

      Kies welk woordsoort het stuk tussen haakjes is: voorzetselvoorwerp (vv) of bijwoordelijke bepaling (bwb)?

      Deze tune moet doorlopen (in het volgende nummer).
      A
      voorzetselvoorwerp
      B
      bijwoordelijk bepaling

      Slide 19 - Quiz


      A
      ja
      B
      een beetje
      C
      alleen met hulp
      D
      ik snap er niks van

      Slide 20 - Quiz

      Slide 21 - Slide

      Nu jullie!
      Wat: maak opdracht 9
      Waar: NN Online (zie planning)
      Hoe: individueel
      Hulp: leerboek blz. 58
      Tijd: rest van de les
      Uitkomst: controle lesdoel

      Klaar?: lees verder in je leesboek!

      Slide 22 - Slide

      Huiswerk vrijdag 8 januari
      • Leer de theorie over het voorzetselvoorwerp op blz. 58 of bekijk het uitlegfilmpje op NN online hierover nog eens.

      • Maak opdracht 9 (af) op NN Online (zie planning)







      Slide 23 - Slide