Als variatie op de rijstwafel stel jij voor om met de kinderen een stuk fruit te eten. Dit bevat meer energie en ook meer koolhydraten. In je lichaam worden koolhydraten afgebroken tot?
A
Glycogeen
B
Glucose
C
Aminozuren
D
Vrije vetzuren
Slide 6 - Quiz
Welke van onderstaande antwoorden hoort niet bij elkaar?
A
Tafelsuiker & Honing -> Glucose
B
Fruit -> Fructose
C
Melk -> Lactose
D
Fruit -> Galactose
Slide 7 - Quiz
Glycogeen ligt opgeslagen in de lever en spieren
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Bij voedingsvezels hebben we het over de verteerbare koolhydraten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Voedingsvezels hebben een positieve werking op onze algehele gezondheid. Dat is de reden waarom je beter voor geraffineerde producten kunt kiezen ten opzichte van ongeraffineerd
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Het meten van de middelomtrek is een goede indicatie om te kijken naar gezondheidsrisico's
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Welke van onderstaande antwoorden is juist als we het hebben over eiwitten?
A
Dienen uitstuitend als bouwstof
B
Dienen uitsluitend als brandstof
C
Kunnen als brandstof en bouwstof dienen maar dit is niet wenselijk. Eiwitten gebruik je het liefst als bouwstof
D
Kunnen als brandstof en bouwstof dienen en dit is ook wenselijk
Slide 12 - Quiz
Welke onderstaande uitspraak hoort er niet tussen? Dus welk antwoord is fout
A
Hoe meer essentiële aminozuren hoe beter de kwaliteit van het eiwit
B
Hoe meer essentiële aminozuren hoe beter de kwaliteit van het eiwit
C
Intensieve sporters hebben 0,8 gram eiwit per kg lichaamsgewicht nodig om optimaal te functioneren
D
Alle 3 onjuist
Slide 13 - Quiz
Op een ingrediënten lijst vind je het product dat er het meeste in zit achteraan de lijst
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
In de voedingswaarde tabel vind je onder andere een overzicht van de macronutriënten die in het product zitten?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Welke hoort er niet tussen?
A
Koolhydraten leveren 4 kcal per gram
B
Eiwitten leveren 4 kcal per gram
C
Verzadigd vet levert 7 kcal per gram
D
Onverzadigd vet levert 9 kcal per gram
Slide 16 - Quiz
Welke van onderstaande antwoorden over verzadigde vetten is fout?
A
Verlaagd het cholesterol
B
Verhoogd kans op hart- en vaatziekten
C
Vinden we vooral in producten die hard zijn bij kamertemperatuur
D
Zijn verkeerde vetten en wil je maar beperkt binnen krijgen
Slide 17 - Quiz
Welke keuze kun je het beste maken als je kijkt naar bereidingsvet in relatie tot zoveel mogelijk onverzadigde vetzuren?
A
Olijfolie
B
Kokosolie
C
Roomboter
D
Margarine
Slide 18 - Quiz
Welke vitamines zijn in water oplosbaar?
A
A, D, E & K
B
A, B, E & K
C
C, B-Complex
D
C, B1, B5, B12
Slide 19 - Quiz
Voor bepaalde vitamines en mineralen is vastgesteld dat een te hoge inname over een langere periode nadelige effecten kan hebben op de gezondheid.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Te lang koken en te veel water gebruiken met koken kan bijdragen aan het verloren gaan van vitamines
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Welke van onderstaande uitspraken over mineralen is niet juist?
A
Komen net als vitaminen in kleine hoeveelheden in de voeding voor
B
Leveren een klein beetje energie in de vorm van kcal
C
Er is een verschil in essentieel en niet-essentieel
D
Onmisbaar voor een goede gezondheid
Slide 22 - Quiz
Een aantal belangrijke punten uit de schijf van vijf zijn? Welke hoort er niet tussen?
A
Eet dagelijks 250 gram groente
B
Eet elke week 1 keer vette vis
C
Eet elke dag een handje gezouten noten
D
Eet elke week peulvruchten
Slide 23 - Quiz
Voedingsvezels kunnen bijdragen aan een verzadigd gevoel en goede darmwerking
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Wat is het goede antwoord dat gaat over vocht. We hebben het hier over een gemiddeld lichaam.
A
Een baby bestaat voor ongeveer 75% uit water
B
Een vrouw bestaat voor ongeveer 52% uit water
C
Een man bestaat voor ongeveer 63% uit water
D
Alle 3 de antwoorden zijn juist
Slide 25 - Quiz
De reden dat vrouwen over het algemeen minder vocht hebben in hun lichaam dan mannen heeft te maken met het feit dat...?
A
Ze minder drinken
B
Ze minder naar het toilet gaan
C
Ze meer zweten
D
Ze meer vetmassa hebben
Slide 26 - Quiz
Te veel vocht kan leiden tot een te laag gehalte aan zouten (natrium) in het bloed. Dat kan ritmestoornissen in het hart veroorzaken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quiz
Er wordt wel gezegd dat wortelen goed zijn voor de ogen. Dit heeft vooral te maken met vitamine?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 28 - Quiz
Ijzer levert een bijdrage aan de aanmaak van rode bloedlichaampjes
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
HDL cholesterol is goed en LDL cholesterol is slecht
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quiz
Zuivel is goed voor je botten omdat er veel zink in zit
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quiz
Hoe donkerder de kleur urine des te beter je gehydrateerd bent
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quiz
Wat is geen vak in de schijf van 5?
A
Dranken
B
Groente en Fruit
C
Smeer- en bereidingsvetten
D
Koolhydraten
Slide 33 - Quiz
Het grootste verschil tussen mineralen en spoorelementen is dat je van mineralen verhoudingsgewijs iets meer nodig hebt dan van spoorelementen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 34 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
Vetten zijn minder belangrijk dan eiwitten en koolhydraten
B
Vitamines leveren energie
C
Transvetten zijn nog slechter dan verzadigde vetten
D
Bij een calcium tekort kan vermoeidheid één van de symptomen zijn
Slide 35 - Quiz
Hoeveel vezels moet je per dag binnenkrijgen?
A
20-30 Gram
B
30-40 Gram
C
10-20 Gram
D
0-10 Gram
Slide 36 - Quiz
Om de spijsvertering goed mogelijk te laten verlopen is het belangrijk om het eten goed te kauwen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 37 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
In wit brood zitten de meeste vezels
B
In meergranenbrood zitten de meeste vezels
C
Volkorenbrood bevat de meeste vezels omdat het met bloem gemaakt is