21-4-21 en 22-4-21

Wat gaan we vandaag doen?
  • Werkblad voltooide tijd afmaken.
  • werkbladen oefenen met bijvoeglijke naamwoorden
  • zinnen met voegwoorden
  • zinnen met 'graag'
  • 7.14: opdr 132,136,140,141,142
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
  • Werkblad voltooide tijd afmaken.
  • werkbladen oefenen met bijvoeglijke naamwoorden
  • zinnen met voegwoorden
  • zinnen met 'graag'
  • 7.14: opdr 132,136,140,141,142

Slide 1 - Slide

werkblad 7.12 A niet laten zien, foto sturen. Tekenopdracht
Lesdoelen.Na deze les:
  • kun je schrijven in de voltooide tijd.
  • kun je bijvoeglijke naamwoorden tijdens spreken en schrijven op een goed manier gebruiken. 
  • Heb je zinnen maken met voegwoorden herhaald
  • Heb je geoefend met het woord'Graag'.  

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

werkblad 7.10
werkblad plus 7.10(foto)


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Een bijvoeglijk naamwoord geeft extra informatie over dieren, mensen en dingen. Noem een voorbeeld.

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

bijvoeglijke naamwoorden
Staat het woord aan het einde van de zin? 
Dan schrijf je de kortste vorm. 
Bijvoorbeeld: De bank is zwart. 

Staat het woord voor een mens/dier/ding? 
Dan krijg je een -e-.
Bijvoorbeeld: De zwarte bank. Spreek de stomme -e- wel uit!

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

werkblad 7.12 (foto)
werkblad 7.13
boek 7.14 opdr 132,136,

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

woorden voor materialen krijgen geen -e- maar -en!
Bijvoorbeeld:
De stoel is van hout, de houten stoel.
De armband is van goud, de gouden armband. 

Welke materialen ken je nog meer?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

7.15 trappen van vergelijking
Als je mensen of dingen wilt vergelijke, zet je meestal -er achter het woord of het voor het woord en -st achter het woord. Bijvoorbeeld:
groot-groter-het grootst
Is de laatste letter een -r? Dan zet je er-der achter:
Bijvoorbeeld:
duur-duurder-het duurst

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

sommige vormen zijn onregelmatig:
graag, goed, veel, weinig
Als je 2 mensen of dingen wilt vergelijken: gebruik: dan
- Deze witte tafel is groter dan die zwarte tafel.
Is er geen verschil? gebruik het woord -even
-Deze tafels zijn even groot. 

na maken we opdracht: 140,141,142

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

terugblikken op de les:
  • wat heb je vandaag geleerd? Iedereen noemt iets anders 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk:

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Ik wens jullie een heerlijke vakantie!

Tot maandag 10 mei (op school)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions