Lezen: Kernzinnen, hoofdzaken, bijzaken , verbanden en verwijswoorden

Welkom!
Leg je huiswerk open op je tafel
Welkom!
Leg je huiswerk open op tafel
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Leg je huiswerk open op je tafel
Welkom!
Leg je huiswerk open op tafel

Slide 1 - Slide

  • Toets Leesvaardigheid in de toetsweek van 14 nov.
  • Je hebt als huiswerk gelezen de theorie op blz 12-13
  • Je hebt gemaakt oefening 1 en 2 op blz 13
     Dit gaan we nu nakijken

Onderdeel Lezen H 1-2-3

Slide 2 - Slide

Opdracht 1
Tekst 2 – De kernzin is de tweede zin: Zweden heeft … de lijn.
Tekst 3 – De kernzin is de laatste zin: ‘Mimiek is … Daan Heimans.
Tekst 4 – De kernzin is de eerste zin: Als het … in Europa.
Opdracht 2
Tekst 5 – De hoofdzaak van de alinea is: Op een eilandje tussen Nieuw-Zeeland en de Zuidpool is een flesje gevonden dat twee jaar geleden bij het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika in zee was gegooid.


Opdracht 1
Tekst 2 – De kernzin is de tweede zin: Zweden heeft … de lijn.
Tekst 3 – De kernzin is de laatste zin: ‘Mimiek is … Daan Heimans.
Tekst 4 – De kernzin is de eerste zin: Als het … in Europa.

Opdracht 2
Tekst 5 – De hoofdzaak van de alinea is: Op een eilandje tussen Nieuw-Zeeland en de Zuidpool is een flesje gevonden dat twee jaar geleden bij het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika in zee was gegooid.


Slide 3 - Slide

Les 1:

Hoofd- en bijzaken en kernzinnen

Slide 4 - Slide

Huiswerk: Je hebt gelezen: 
H1 Lezenblz. 12 en 13 groene blok.
Tekst bestaat uit
Hoofdzaken
(belangrijkste info)

Bijzaken
(minder belangrijke info)
Voorkeursplaatsen:
  • Inleiding
  • Slot
  • Kernzinnen (1e of 2e zin van de alinea)
Hoofdgedachte = belangrijkste info uit de tekst in 1 zin

Tekst

Slide 5 - Slide

Hoeveel kernzinnen heeft een alinea?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 6 - Quiz

Kernzinnen zijn niet belangrijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Een samenvatting van een tekst bestaat uit
A
De voorkeursplaatsen van een tekst
B
De titel en tussenkopjes van een tekst
C
De kernzinnen van een tekst
D
De laatste alinea van een tekst

Slide 8 - Quiz

Een alinea bestaat uit... er kunnen meerdere antwoorden correct zijn!
A
Meerdere kernzinnen.
B
Een kernzin, aangevuld met voorbeelden.
C
Een kernzin, aangevuld met meer uitleg.
D
Een kernzin in het midden van een alinea.

Slide 9 - Quiz

Is de stelling waar?
Tussenkopjes helpen je om deelonderwerpen te vinden.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Hoofd- en bijzaken.
Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Hoofdzaken geven minder belangrijke informatie.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker
D
Hoofd- en bijzaken bestaan niet.

Slide 11 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting van een tekst
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat.

Slide 12 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
(Meerdere antwoorden)
A
Een samenvatting in één zin
B
De hoofdvraag van de tekst
C
Een opsomming van hoofd- en bijzaken
D
Het antwoord op de hoofdvraag

Slide 13 - Quiz

Hoofdzaken kun je vinden in de :
A
inleiding
B
kernzinnen
C
inleiding, slot, kernzinnen

Slide 14 - Quiz

Aan de slag!
Maak van blz 250 opdracht 1

Klaar? Lees blz 248+249 door. Dit is oude stof, check of je deze beheerst!

Slide 15 - Slide

Huiswerk

Lezen H1 opdracht 3-4.
1 B groente of fruit
2 deelonderwerp 1 (alinea 2): Plek op het menu / De kok
deelonderwerp 2 (alinea 3): Welke plant? / De tuinder
deelonderwerp 3 (alinea 4): Echte vrucht / De wetenschap/plantkunde
3 B opsommend verband, want de alinea’s bevatten elk een gezichtspunt van waaruit naar groente en fruit gekeken wordt.
4 zoals
5 appels en bessen, die aan een meerjarige boom of struik groeien  een meloen, die aan eenjarige zachte stengels op de grond groeit / die aan stengels groeit die in de winter afsterven
6 (1) De vrucht moet ontstaan als een bloem is uitgebloeid. (2) De vrucht moet pitjes hebben die zijn omringd door vruchtvlees.
7 Ook
8 B Het hangt van je gezichtspunt af of je vruchten groente of fruit noemt.
9 Het doel is informeren. De schrijver wil dat je iets te weten komt.
10 D de tekst verfraaien, de tekst zou een beetje saai zijn als er geen plaatje bij stond.

Slide 16 - Slide

Nu ga ik lekker voorlezen 

Slide 17 - Slide

Leesportfolio 

Bewerk de boekenlijst in Pages
Exporteer naar Word door op de 3 bolletjes rechts bovenin te klikken => Exporteren => Word => Deel
Ga naar via de site van Graaf Engelbrecht naar Magister => Portfolio = Portfolio documenten => Toevoegen
 Bestand toevoegen => Kies bestanden en klik het W-document aan

Slide 18 - Slide

Les 2+3 lezen:

Tekstverbanden en signaalwoorden 

Slide 19 - Slide

Huiswerk WW-spelling blz 269 oef 1 -2-3-4

Opdracht 1
1 In de open haard brandt altijd een heerlijk vuurtje.
2 Straks verft je broer zijn haar nog paars.
3 Waarom zend je dat te strakke truitje niet terug naar Wehkamp?
4 Je onthoudt deze belangrijke regels toch wel?
5 Wat gebeurt daar in het park?
6 Als je iets belooft, is het normaal dat je die belofte nakomt.

Slide 20 - Slide

Opdracht 2

1 Toen Renzo hard op de deur van het lokaal bonsde, fronste de docent zijn wenkbrauwen.
2 Vader schrapte de aardappels en vervolgens kookte hij ze.
3 Mengde de schilder geel en blauw om groen te maken?
4 De kogels suisden de oorlogsjournalisten om de oren.
5 Veel Palestijnse gevangenen vastten vorig jaar een maand, omdat ze een betere bezoekregeling eisten.
6 De monteurs verkleedden zich voor de bruiloft van hun collega en speldden elkaar een corsage op.


Slide 21 - Slide

Opdracht 3
1 Jos sneed zijn boterham in stukjes en daarna at hij hem op.
2 De regenbui overviel Mary, zodat het water uit haar kleren droop, toen ze op school aankwam.
3 Op de vraag van de rechter waarom hij de misdaad gepleegd had, bleef de verdachte het antwoord schuldig.
4 Doordat de uren voorbijvlogen, vergaten Suzy en Phil op tijd naar huis te gaan.
5 Omdat Jelina in de supermarkt snoepjes stal, gaf de bedrijfsleider haar aan bij de politie.
6 In zijn cabriolet reed de acteur naar Zuid-Europa, waar hij zijn vakantie doorbracht.

Slide 22 - Slide

Opdracht 4
1 geverfde – bn
opgedroogd – vd
2 winnende – bn
veroverde – bn
tentoongesteld – vd
3 ontslagen – bn
gedemonstreerd – vd
4 Dromend – od
gekaft – vd
5 gebarsten – vd
glimlachend – od
gelijmd – vd     6 knorrende – bn    getransporteerd – vd
 

Slide 23 - Slide

Aan de slag:
Digitaal gedownload lesboek

H1 Lezen blz 14 oef 3 (niet 3.10)  + oef 4

Klaar? Ga lekker in je leesboek verder

Slide 24 - Slide

Opdracht 3
1 sociale vaardigheden
2 eigen antwoord
3 a sloten buiten (al. 1): lieten niet meedoen
b verschraling (al. 2): vermindering van kwaliteit
c ontwikkeling (al. 4): verandering (die doorwerkt op andere gebieden)
d voldoen (al. 4): geschikt zijn; passen (in de situatie)
e toereikend (al. 6): genoeg; voldoende
f interpreteren (al. 7): verklaren; uitleggen
g empathie (al. 7): vermogen om je in iemand in te leven
h op gezette tijden (al. 8): op vaste momenten
i motto (al. 8): (toepasselijke) spreuk

Slide 25 - Slide

4 Mensen hebben tegenwoordig vaak onvoldoende sociale vaardigheden. (twee laatste zinnen van alinea 2)
 5 Sociale vaardigheden zijn te verdelen in vier categorieën: contact maken, feedback geven, feedback ontvangen en voor jezelf opkomen. (eerste zin)
 6 De eerste heeft met ‘sociale mobiliteit’ te maken, dat betekent: van de ene maatschappelijke laag naar de andere stijgen. De andere ontwikkeling is de nadruk op samenwerking in het onderwijs en op de werkvloer.
 7 Alinea 6 gaat over sociale mobiliteit en daarover is in alinea 4 ook al iets gezegd.
 Je kunt alinea 6 zien als een toelichting op de ontwikkeling ‘sociale mobiliteit’. Een toelichting neem je nooit op in een samenvatting.
 

Slide 26 - Slide

8 Volgens technologieprofessor Turkle leer je sociale vaardigheden in eerste instantie door persoonlijk contact, dus vooral tijdens persoonlijke gesprekken en gesprekjes, of die nu plaatsvinden aan de eettafel thuis of in de schoolkantine. (eerste zin)
9 Dat alles betekent dat we ons gebruik van digitale media moeten gaan beperken. (eerste zin)
10 eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Mensen hebben tegenwoordig vaak te weinig sociale vaardigheden. Die vaardigheden kun je verdelen in vier groepen: contact maken, feedback geven, feedback ontvangen en voor jezelf opkomen.
In de wereld van nu is het belangrijk om sociaal vaardig te zijn, omdat we ons van de ene maatschappelijke laag naar de andere bewegen en omdat we op school en in ons werk steeds meer moeten samenwerken.
Sociale vaardigheden leer je vooral door persoonlijk contact, dus tijdens gesprekken en gesprekjes. Dat betekent dat we minder tijd moeten besteden aan digitale media. (88 woorden)

Slide 27 - Slide

Tijd voor Kahoot!


NN6 Havo/Vwo 2 
Lezen

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Lezen H2: Soorten tekstverbanden
H2 en 3:  Lezen - soorten tekstverbanden

Slide 30 - Slide

CRO+VDS = CROVDS

Slide 31 - Slide

CRO+VDS    =   CROVDS

Slide 32 - Slide

Aan de slag!

Blz 44 oef 1 maken

Slide 33 - Slide

Opdracht 1
1 de straatkunst van Lor-K / het project Eat Me van Lor-K
2 eigen antwoord
3 Daarom
4 Ze bedoelt daarmee: ‘Als ik zin heb om kunst te maken.’
5 Het gevolg is
6 oorzaak: Lor-K past het recept aan de voorwerpen en de locatie aan.
gevolg: de maaltijd past perfect in het landschap.
7 Ze voelt zich sterk aangetrokken tot kleur.
8 Omdat
9 dus
10 Ze zal nooit weten of en hoe haar kunstwerken verder leven.
11 Ze houdt wel van zulke mysteries.
12 want
13 dankzij
14 oorzaak: haar projecten
gevolg: Lor-K ziet de stad op nieuwe manieren.

Slide 34 - Slide

Tot slot samen:

Blz 251 oef 2

Slide 35 - Slide