Feiten / meningen


Feiten, meningen, argumenten??


Aan het eind van de les weet je hoe je deze kunt herkennen in een tekst. 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Feiten, meningen, argumenten??


Aan het eind van de les weet je hoe je deze kunt herkennen in een tekst. 

Slide 1 - Slide

timer
0:30
Wat is een feit?
(of geef een voorbeeld)

Slide 2 - Mind map

Hoe zat het ook al weer?
Feit: iets wat waar is, nu gebeurt of echt gebeurd is. 
Een feit kun je controleren. Bijv. door online opzoeken (check dan wel je bron).

Mensen in Den Haag gingen in 2022 vaker naar de bios dan naar een festival.
Bron: denhaagincijfers.nl

Slide 3 - Slide

timer
0:30
Wat is een mening?
(of geef een voorbeeld)

Slide 4 - Mind map

Hoe zat het ook al weer?
Mening: wat iemand van iets vindt.
Een mening is persoonlijk en kan per persoon verschillen

Dit concert is echt goed geregeld.
-> wat is 'goed'?

Slide 5 - Slide

Hoe zat het ook al weer?
Argument: een reden/uitleg waarom iemand iets vindt. 
Begint vaak met: omdat, want, daarom, immers of namelijk

Ik ga naar huis, want ik ben moe. 


Slide 6 - Slide

timer
0:45
Wat is een argument?
(of geef een voorbeeld)

Slide 7 - Mind map

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 8 - Quiz

Ik vind dat het openbaar vervoer voor iedereen gratis moet zijn.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quiz

Ik blijf binnen, omdat het regent.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quiz

De auto van Samira is erg duur.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quiz

Als het OV gratis is, zullen er minder files zijn, omdat mensen dan sneller met de trein gaan.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quiz

De zon schijnt vandaag.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide