What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Steigerung der Adjektive
Die Steigerung
(Trappen van vergelijking)
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Duits
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 4
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
20 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Die Steigerung
(Trappen van vergelijking)
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
er
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Welke trap van vergelijking is correct?
A
laut - lauter - lautest
B
laut - lauter - lautst
C
laut - lautter - lauttest
Slide 7 - Quiz
Welke trap van vergelijking is correct?
A
schwach - schwächer - schwächst
B
schwach - schwacher - schwachst
Slide 8 - Quiz
Welke trap van vergelijking is correct?
A
neu - neuer - neuest
B
neu - neuer - neust
Slide 9 - Quiz
Bij de volgende opgaven ga je een trap van vergelijking maken
dit noteer je als volgt: VB:
dumm - dümmer - dümmst
Slide 10 - Slide
Maak de trap van vergelijking voor:
wild
Slide 11 - Open question
Maak de trap van vergelijking van:
gut
Slide 12 - Open question
Maak de trap van vergelijking van:
kurz
Slide 13 - Open question
Hoe maak je de overtreffende trap met 'het ...'
Slide 14 - Open question
Hoe zeg je: het warmst?
Slide 15 - Open question
Sterke werwoorden met een a of e in de stam
Slide 16 - Slide
Uitzonderingen:
-
geben, nehmen, treten
= hebben een lange klank maar krijgen alleen een 'i'
-
bewegen, stehen, geben
= doen niet mee aan de regel
Slide 17 - Slide
Uitzonderingen
- bij halten komt er geen extra 'e' --> du hältst/er hält
- stoßen is het enige werkwoord met een o dat een Umlaut krijgt --> du stößt / er stößt
Slide 18 - Slide
Er _______ mit seinen grünen Schuhen auf.
A
fallt
B
fällt
C
fällst
D
fallst
Slide 19 - Quiz
Es _______ viele Leute auf der Welt.
A
gebt
B
giebt
C
gibt
Slide 20 - Quiz
_________ er echt Chinesisch? (sprechen)
A
sprecht
B
spricht
C
spriecht
Slide 21 - Quiz
Wir _______ Suppe. (essen)
A
issen
B
essen
Slide 22 - Quiz
Der Gewinner _________ das Pokal hoch. (halten)
A
haltet
B
hältet
C
hält
Slide 23 - Quiz
Meine Freundin ________ selbstgemachte Kleidung. (tragen)
Slide 24 - Open question
Als de 'e' een korte klank heeft, krijg je bij du en er/sie/es een i
A
richtig
B
falsch
Slide 25 - Quiz
Er zijn 0 werkwoorden met een 'o' in de stam die een Umlaut krijgen.
A
richtig
B
falsch
Slide 26 - Quiz
stoßen
Slide 27 - Slide
als de 'e' een lange klank heeft, krijg je bij du en er/sie/es een i
A
richtig
B
falsch
Slide 28 - Quiz
Welke 3 werkwoorden hebben een lange klank, maar krijgen alleen een 'i' bij du en er/sie/es
Slide 29 - Open question
Gibt es noch Fragen?
A
Ja
B
Nein
Slide 30 - Quiz
More lessons like this
H3 14.12.2021
December 2021
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H3 03.12.2021
December 2021
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Les 3 3havo
November 2021
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Kapitel 1 - sterke werkwoorden - Les 4
September 2023
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Kapitel 1 - sterke werkwoorden - Les 5
September 2023
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Grammatiktrainer starke Verben im Präsens
May 2021
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
4 vwo K3 Grammatik
January 2021
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
10. Stunde: Wiederholung
March 2024
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3