This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Thema 1
Basisstof 5 transport door membranen
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Osmotische waarde van een oplossing is de hoeveelheid opgeloste stoffen in een oplossing
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Membranen
Membranen in cellen zijn semi-permeabel
Gassen, kleine polaire moleculen en hydrofobe moleculen kunnen passeren
(zuurstof, koolstofdioxide)
Grote polaire moleculen en geladen moleculen kunnen niet passeren
(Glucose, Eiwitten)
Water kan heel langzaam door het membraan
Slide 4 - Slide
Aquaporine
Omdat water heel langzaam door het membraan kan maakt de cel vaak gebruik van aquaporines
Aquaporines zijn membraaneiwitten die water doorlaten
Slide 5 - Slide
Osmose in dierlijke cellen
Slide 6 - Slide
Als de osmotische waarde van extra-cellulaire vloeistof hoger is dan in de cel dan...
A
gaat het water de cel in
B
loopt het water de cel uit
Slide 7 - Quiz
Als de extra-cellulaire vloeistof een hogere osmotische waarde heeft noemen we dat...
A
Isotoon
B
Hypotoon
C
Hypertoon
Slide 8 - Quiz
Osmose in plantaardige cellen
Slide 9 - Slide
Wanneer treedt plasmolyse op in een plantaardige cel?
A
Als de osmotische waarde van de extracellulaire vloeistof hoger is
B
Als de osmotische waarde van de extracellulaire vloeistof lager is
C
Als de osmotische waarde van extracellulaire vloeistof gelijk is aan de cel
Slide 10 - Quiz
Turgordruk in een plantencel ontstaat doordat...
A
De osmotische waarde van de cel hoger is dan buiten de cel
B
De osmotische waarde van de cel lager is dan buiten de cel
C
De osmotische waarde van de cel gelijk is aan buiten de cel
Slide 11 - Quiz
Passief transport
Cellen bevatten veel porie-eiwitten in het membraan
Deze eiwitten kunnen open of dicht staan
Slide 12 - Slide
Passief transport
Cellen bevatten ook veel transporteiwitten in het membraan.
Deze eiwitten maken transport van grote moleculen zoals glucose mogelijk
Stoffen diffunderen automatisch met de concentratie-gradiënt mee (van hoog naar laag)
Dit kost de cel geen energie, en deze vorm van transport wordt daarom passief genoemd.
Slide 13 - Slide
Actief transport
Als een cel een stof tegen de concentratie-gradiënt in wil transporteren kost het energie
Transporteiwitten die stoffen tegen hun concentratiegradiënt in transporteren maken gebruik van ATP
Transport dat energie kost wordt actief transport genoemd.
Slide 14 - Slide
Actief transport
Slide 15 - Slide
Transport met blaasjes
Stoffen kunnen ook getransporteerd worden door blaasjes af te snoeren van het membraan = exocytose
Blaasjes met daarin opgeloste stoffen kunnen de cel uit worden getransporteerd = Secretie
De cel kan ook blaasjes insnoeren en daarmee stoffen van buiten de cel opnemen. Dit noemen we endocytose.
Slide 16 - Slide
Fagocytose
Het proces waarbij voedingsstoffen worden opgenomen door middel van endocytose en waar het endosoom vervolgens versmelt met een lysosoom noemen we fagocytose