2.7 en 2.8 Membranen, transport , osmose, diffusie (deel 4a)

2.7 Membranen en transport
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2.7 Membranen en transport

Slide 1 - Slide

Membranen 
Membranen in cellen zijn semi-permeabel

Gassen (zuurstof, koolstofdioxide),  kleine polaire moleculen (water, alcohol) en hydrofobe moleculen kunnen passeren 

Grote polaire moleculen (glucose, aminozuren) en geladen moleculen (bv. Na+, Cl-) kunnen niet passeren

Water kan heel langzaam door het membraan 

Slide 2 - Slide

Passief transport
Cellen bevatten veel porie-eiwitten in het membraan

Deze eiwitten kunnen open of dicht staan

Slide 3 - Slide

Passief transport
Cellen bevatten ook veel transporteiwitten in het membraan.

Deze eiwitten maken transport van grote moleculen zoals glucose mogelijk

Stoffen diffunderen automatisch met de concentratie-gradiënt mee (van hoog naar laag)
Dit kost de cel geen energie, en deze vorm van transport wordt daarom passief genoemd.

Slide 4 - Slide

Passief transport: Aquaporine
Omdat water heel langzaam door het membraan kan maakt de cel vaak gebruik van aquaporines


Aquaporines zijn membraaneiwitten die water doorlaten

Slide 5 - Slide

Actief transport
Als een cel een stof tegen de concentratie-gradiënt in wil transporteren kost het energie

Transporteiwitten die stoffen tegen hun concentratiegradiënt in transporteren maken gebruik van ATP

Transport dat energie kost wordt actief transport genoemd.

Slide 6 - Slide

Actief transport

Slide 7 - Slide

Transport met blaasjes
Stoffen kunnen ook getransporteerd worden door blaasjes af te snoeren van het membraan = exocytose

Blaasjes met daarin opgeloste stoffen kunnen de cel uit worden getransporteerd = Secretie

De cel kan ook blaasjes insnoeren en daarmee stoffen van buiten de cel opnemen. Dit noemen we endocytose. 

Slide 8 - Slide

Fagocytose
Het proces waarbij voedingsstoffen in een blaasje worden opgenomen door middel van endocytose en waarbij het blaasje vervolgens versmelt met een lysosoom.

Slide 9 - Slide

Osmose in dierlijke cellen

Slide 10 - Slide

Als de osmotische waarde van vloeistof buiten de cel hoger is dan in de cel dan...
A
gaat het water de cel in
B
loopt het water de cel uit

Slide 11 - Quiz

Osmose in plantaardige cellen (zie blz. 88)

Slide 12 - Slide

Als de vloeistof buiten de cel een hogere osmotische waarde heeft noemen we die...
A
Isotoon
B
Hypotoon
C
Hypertoon

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Wanneer treedt plasmolyse op in een plantaardige cel?
A
Als de osmotische waarde van de extracellulaire vloeistof hoger is
B
Als de osmotische waarde van de extracellulaire vloeistof lager is
C
Als de osmotische waarde van extracellulaire vloeistof gelijk is aan de cel

Slide 15 - Quiz

Turgordruk in een plantencel ontstaat doordat...
A
De osmotische waarde van de cel hoger is dan buiten de cel
B
De osmotische waarde van de cel lager is dan buiten de cel
C
De osmotische waarde van de cel gelijk is aan buiten de cel

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video