Interview poser des questions

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

poser des questions

les objectifs (leerdoelen)

* parler français sans crainte

 *poser des questions

Comment poser une question ?

Objectifs

Ik kan de toekomende tijd gebruiken in het Frans.

Ik kan de conditionnel (zouden)gebruiken in het Frans.

Ik kan vragen stellen in het Frans.

Futur

toekomende tijd

2 vormen: futur proche  /  futur simple

Futur proche

vorm van aller + heel werkwoord

je                vais        manger 

tu                vas         nager

il / elle / on va        faire du shopping

nous        allons     faire du tennis

vous         allez       vendre la maison

ils / elles vont       finir leurs devoirs

Futur simple

heel werkwoord + uitgang

je                            travailler ai

tu                           parler as

il / elle / on        donner a

nous                    nager ons

vous                    écouter ez

ils / elles            regarder ont 

Futur simple - uitzonderingen

être         -  ser         ->  je serai

avoir        -  aur       -> tu auras 

faire        -   fer        ->  il fera

aller        -    ir          -> nous irons

pouvoir -  pourr   -> vous pourrez

vouloir  -   voudr   ->  ils voudront

venir      -   viendr  ->  je viendrai

devoir   -   devr     ->   tu devras

Regel

Als je een vraag wilt formuleren:

1.  Mag je van de    .    een    ?    maken.
2.  Kun je de zin met est-ce que beginnen.   
3. Mag je onderwerp en persoonsvorm omkeren                   (alleen bij je/tu/il/elle/on/nous/vous/ils/elles)           

Let op

Est-ce que tu as un frère? 

Est-ce qu'il a un frère?    

As-tu un frère?   

A-t-il un frère?       

Vraagwoorden

quand       combien

où   pourquoi

qui    que

comment

quel

    

Vraagzin met vraagwoord

1.     Tu vas en Italie quand?
   
2.     Quand est-ce que tu vas en Italie?
3.     Quand vas-tu en Italie?

Regel

1.     Vraagwoord achteraan.
2.     Vraagwoord vooraan gevolgd door est-ce       que.
3.     Vraagwoord vooraan gevolgd door                       inversie.

Het vraagwoord quel

 quel        ->  verandert mee met het znw waar het bij hoort

mnl ev    ->    quel

vrl    ev    ->     quelle

mnl mv  ->     quels

vrl    mv  ->     quelles  

Het vraagwoord quel

        quel / quelle / quels / quelles   +   vorm van être  =  wat

Quelle est ta matière préférée?  =  Wat is je lievelingsvak?

Quel est ton plat préféré?              =  Wat is je lievelingsgerecht?

Quels sont vos hobbys?                =  Wat zijn uw hobbys?

                  In alle andere gevallen betekent het welke.

Objectifs

Spreekvaardigheid:

Ik kan vragen stellen en antwoord geven op vragen rondom het thema "studie, toekomstplannen, een baantje, zelfstandig wonen, de ideale school"

Ik ben me (weer) bewust van de uitspraakregels.

Ondersteunende vaardigheden:

Ik begrijp hoe je de toekomende tijd gebruikt en hoe je de conditionnel gebruikt

Ik begrijp hoe je vragen stelt in het Frans.

Ik begrijp hoe je het werkwoord moet vervoegen in een bepaalde context.

.

Conférence de presse

Quel groupe pose le plus de questions ?

3 groupes de 4 personnes

3 élèves répondent

Chaque question = 1 point

1 point de moins : si vous répétez la même question

Réflexion

Que dois-je améliorer ?

Comment vais-je améliorer cela ?

Aujourd'hui

• le jeu avec les expressions pour débattre
• Louvain-la-Neuve: les groupes 1 de 4 et 4 de 3
• poser des questions
• Conférence de presse

Les devoirs