les 10

Bonjour!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • objectifs
  • vocabulaire
  • parler
  • grammaire C
  • grammaire I
  • au travail

Slide 2 - Slide

Objectifs
Parler 
  • Ik kan eenvoudige vragen stellen over alledaagse zaken.
  • Ik kan antwoord geven op eenvoudige vragen.
  • Ik ken voldoende woorden rondom het thema 'ma santé'

Grammaire 
  • Ik begrijp hoe je een vraagzin formuleert in het Frans.
  • Ik begrijp hoe je het werkwoord pouvoir gebruikt in het Frans.
  • Ik begrijp hoe je zinnen ontkennend maakt in het Frans.

Slide 3 - Slide

Vocabulaire

Slide 4 - Slide

Parler - interviews
6 questions sur la santé
A pose des questions
B répond aux questions
C donne du feed-back

Slide 5 - Slide

Grammaire C
poser des questions

Slide 6 - Slide

Poser des questions
Tu as un chien?
As-tu un chien?
Est-ce que tu as un chien?

       Wat valt je op? / Wat zou de regel zijn?               

Slide 7 - Slide

Poser des questions
Elle a un chien?
A-t-elle un chien?
Est-ce qu'elle a un chien?

       Wat valt je op?               

Slide 8 - Slide

Regel
Als je een vraag wilt formuleren:
  1.  Mag je van de    .    een    ?    maken.
  2.  Kun je de zin met est-ce que beginnen.   
  3. Mag je onderwerp en persoonsvorm omkeren                   (alleen bij je/tu/il/elle/on/nous/vous/ils/elles)           

Slide 9 - Slide

Let op
Est-ce que tu as un frère? 
Est-ce qu'il a un frère?    

As-tu un frère?   
A-t-il un frère?       

Slide 10 - Slide

Maak onderstaande zin op 3 manieren vragend.

Elle a quatorze ans.

Slide 11 - Open question

Vraagwoorden
quand
qui
comment
que
pourquoi
    

Slide 12 - Slide

Vraagzin met vraagwoord

  1.     Tu vas en Italie quand?
  2.     Quand tu vas en Italie?
  3.     Quand est-ce que tu vas en Italie?
  4.     Quand vas-tu en Italie?

Slide 13 - Slide

Regel
  1.     Vraagwoord achteraan.
  2.     Vraagwoord vooraan.
  3.     Vraagwoord vooraan gevolgd door est-ce que.
  4.     Vraagwoord vooraan gevolgd door inversie.

Slide 14 - Slide

Maak onderstaande zin op 3 manieren vragend. Gebruik het vraagwoord 'quand'.

Tu es allé en France?

Slide 15 - Open question

la négation

Slide 16 - Slide

la négation
  1. zoek de persoonsvorm (eerste werkwoord in de zin)
  2. 2 zet ne voor de pv
  3. 3 zet het tweede deel van de ontkenning achter de pv

                                        Marc fait du foot.
                                 Marc  ne  fait  pas  du foot.

Slide 17 - Slide

ontkenningen
  1. ne ... pas                            niet
  2. ne ... jamais                      nooit
  3. ne ... plus                           niet meer
  4. ne ... rien                            niets
  5. ne ... pas encore            nog niet

Slide 18 - Slide

(niet meer)
Anne fait du tennis.

Slide 19 - Open question

(nooit)

Ma grand-mère est tombée.

Slide 20 - Open question

(niet)
Je vais à la dentiste.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Devoirs

13 december: toets H2          /           17 december: inleveren spreekopdracht




Slide 23 - Slide

spreekopdracht
www. maxitaal.net/hv2a

Slide 24 - Slide

Objectifs
Parler 
  • Ik kan eenvoudige vragen stellen over alledaagse zaken.
  • Ik kan antwoord geven op eenvoudige vragen.
  • Ik ken voldoende woorden rondom het thema 'ma santé'

Grammaire 
  • Ik begrijp hoe je een vraagzin formuleert in het Frans.
  • Ik begrijp hoe je het werkwoord pouvoir gebruikt in het Frans.
  • Ik begrijp hoe je zinnen ontkennend maakt in het Frans.

Slide 25 - Slide

toets h2
Wat moet jij deze week nog doen?

Slide 26 - Slide