Unidad 4 dagdelen en tijd aangeven

1 / 29
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Necesitas el portátil (laptop) y 
la libreta (tijdschrift) 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het einde van deze les ben ik in staat om...

  • Ik voel me meer vertrouwd in het vertellen van de tijd
  • Ik voel me meer vertrouwd met de tegenwoordige tijd
  • dagdelen te benoemen 
  • mijn uitspraak te perfectioneren

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

El objetivo de la clase de hoy es :
 " Practicar la hora y actividades extraescolares"

Je gaat vandaag de tijden van de klok en  de buitenschoolse activiteiten in het Spaans  verder oefenen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Mira los ejemplos/ Kijk naar de voorbeelden

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

la una
las dos
las cuatro
las diez
las doce
las seis
las siete
las ocho

Slide 6 - Drag question

Zet de uren in de juiste vakje 
y cinco
y diez
y veinte
lmenos diez
en punto
y media
menos veinticinco
menos veinte

Slide 7 - Drag question

zet de minuten in de juiste vakje
¿Wat zie je in de zinsopbouw van de onderste Spaanse zinnen?
10:10 SON LAS DIEZ Y DIEZ DE LA MAÑANA 
10:15 SON LAS DIEZ Y CUARTO DE LA MAÑANA
13:00 ES LA UNA DE LA TARDE
15:10  SON LAS TRES Y DIEZ DE LA TARDE
16:30 SON LAS CUATRO Y MEDIA DE LA TARDE
13:15 ES LA UNA Y CUARTO DE LA TARDE
13:45 SON LAS DOS MENOS CUARTO DE LA TARDE
20:50 SON LAS NUEVE MENOS DIEZ DE LA NOCHE


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Las partes del día

06.00 – 12.00 ( la mañana)
12.00 – 15.00 (el mediodía)
15.00 – 21.00 (la tarde)
21.00 – noche (naar bed)

Ejemplos

09.00 = las nueve de la mañana
13.00 = la una del mediodía
19.00 = las siete de la tarde
22.00 = las diez de la noche


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vas a practicar
Schrijf de onderstaande tijden op in het Spaans inclusief het dagdeel
08.20
15.45

Voorbeeld: 09.10 son las nueve y diez de la mañana
timer
5:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Las respuestas
08.20 = son las ocho y veinte de la mañana
15.45 = son las cuatro menos cuarto de la tarde

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat doe je in je vrije tijd?

MI TIEMPO LIBRE
correr

Slide 12 - Slide

Stappen om te vervoegen:
  1. Elke werkwoord in het Spaans heeft een familie: -ar -er of -ir
  2. Vind de stam door -ar, -er of -ir eraf te halen
  3. Plaats de bijbehorende uitgang achter de stam
  4. Kijk of je misschien de stamklinker moet veranderen
Wat is de vorm van infinitief?
A
werkwoord zonder vervoegen
B
werkwoord met meervoud
C
werkwoord met -ar vervoeging
D
de toekomst

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

In het Spaans moet je altijd het voornaamwoord voor het werkwoord schrijven
verdadero
falso

Slide 14 - Poll

This item has no instructions

HABLAR
COMER
VIVIR
habl

habl

habl

habl

habl

habl
com

com

com

com

com

com
viv

viv

viv

viv

viv

viv
- o
- o
- o
- as
- amos
- a
- áis
- an
- es
- es
- e
- emos
- en
- éis
- e
- imos
- ís
- en

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Vervoeging van de werkwoorden
AR
o
as
a
amos
áis
an
ER
o
es
e
emos
éis
en
IR
o
es
e
imos
ís
en

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

En las vacaciones yo...
duermo
juego al ordenador

estoy con la familia 

hago deporte 

como

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

de infinitiefvorm in NL eindet op -en
in het Engels schrijf je een "to" voor, in het Spaans:
A
eindet met -EN, net als NL
B
Eindet met -AR
C
Eindet met -ER -IR
D
B en C

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions



Vergeet niet deze 3 belangrijke WW!

SALIR: UITGAAN
(En mi tiempo libre salgo con mis amigos)

HACER: DOEN
(Hago natación)

IR: GAAN 
(Voy a la piscina)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Het kind verlaat het huis
Uitgaan

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Doen
Het kind maakt huiswerk.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Gaan
Ze gaan naar school

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

¿A qué hora...? (Om hoe laat...?)
. ¿A qué hora vas al cine?
- Voy al cine a las cuatro de la tarde

Slide 23 - Slide

Stappen:

WW (ir) vervoegen + al + plaats + Tijden aangeven + dagdeel.
¿A qué hora vas(tu) al cine?
(Kijk naar de afbeelding en geef je antwoord aan met een volledige zin!)

Slide 24 - Open question

Stappen:
  1. WW (ir) vervoegen + al + plaats + Tijden aangeven + dagdeel.
¿A qué hora vas a la piscina?

Slide 25 - Open question

Stappen:

WW (ir) vervoegen + al + plaats + Tijden aangeven + dagdeel.
¿Qué tal la clase?
A
muy bien
B
bien
C
regular
D
mal

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat ik nog moeilijk vind is...
Wat ik vandaag heb geleerd is...
Wat ik al goed kan is...
Wat ik met de lesstof kan doen is...
Mijn leerdoel van deze les was...




Slide 27 - Mind map

This item has no instructions

Tips para la profe

Slide 28 - Mind map

This item has no instructions

Feliz fin de semana

Slide 29 - Slide

This item has no instructions