This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wat zijn levensverschijnselen?
timer
0:30
A
de kenmerken van het leven
B
Het ontstaan van leven op aarde
C
Een sloot met microorganismen
D
Dieren, planten en bacteriën
Slide 1 - Quiz
Door levensverschijnselen weet je of iets:
timer
0:30
A
Levend is
B
Dood is
C
Levenloos is
D
bestaat
Slide 2 - Quiz
Wat is geen levensverschijnsel?
timer
0:30
A
Ademhalen
B
Bewegen
C
Liggen
D
Voortplanten
Slide 3 - Quiz
7 levensverschijnselen
Een Organisme is een levend wezen. Alle levende wezens vertonen de volgende levensverschijnselen:
ademhalen
voeden
uitscheiden
groeien
waarnemen
voortplanten
bewegen
Slide 4 - Slide
levensverschijnselen
Slide 5 - Slide
Wat is een biotische factor?
timer
0:30
A
Alle levenloze natuur (de zon, water, etc.)
B
Alle levende natuur (de zon, water, etc.)
C
Alle levenloze natuur (voedsel, soortgenoten)
D
Alle levende natuur (voedsel, soortgenoten)
Slide 6 - Quiz
Wat is een biotische factor?
timer
0:30
A
water
B
grasplant
C
zonlicht
D
wind
Slide 7 - Quiz
Abiotische en biotische factoren
Biotische factoren zijn afkomstig
van de levende natuur
Abiotische factoren zijn afkomstig
van de levenloze natuur
Slide 8 - Slide
Wat is abiotische factor?
timer
0:30
A
aantal rijpe bananen in het woud
B
aantal gorilla's in het woud
C
aantal chimpansees in het woud
D
de hoeveelheid regen in het woud.
Slide 9 - Quiz
Geef nu zelf een voorbeeld van een biotische factor voor een eikenboom
timer
0:30
Slide 10 - Open question
Abiotische en biotische factoren
Slide 11 - Slide
Concurrentie is ook een biotische factor
Slide 12 - Slide
Organisatieniveaus
Slide 13 - Slide
Geef een ander voorbeeld van een ecosysteem.
Slide 14 - Open question
Voedselketen
Een reeks soorten waarbij elke soort voedsel is voor de volgende soort heet een voedselketen
Een voedselketen bestaat uit schakels
Slide 15 - Slide
Voedselketen
Voedselketen
Pijl --> wordt gegeten door...
Slide 16 - Slide
voedselketen
schakel = deel van een voedselketen.
De eerste schakel van een voedselketen is altijd een plant.
De tweede schakel is altijd een planteneter.
Slide 17 - Slide
Wat is een voedselketen?
timer
0:30
A
Laat precies zien welke dieren er worden opgegeten in de natuur.
B
De volgorde waarin dieren en planten gegeten worden.
C
De volgorde waarin dieren gegeten worden.
D
Laat precies zien welke planten er worden opgegeten.
Slide 18 - Quiz
Je ziet hier een voedselketen. Is deze voedselketen juist weergegeven?
timer
0:20
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quiz
Lees onderstaande tekst goed door.
In een bepaald gebied:
Leven kevers die zich voeden met suikerriet. Deze kevers worden gegeten door de reuzenpad en reptielen. In het gebied komen ook vogels en reptielen voor die zich voeden met reuzenpadden.
timer
1:00
Slide 20 - Slide
Was is naar aanleiding van de tekst een goede voedselketen?
timer
0:30
A
suikerriet --> kever --> reuzenpad -->vogel
B
suikerriet --> reuzenpad --> kever --> reptiel
C
suikerriet <-- kever <-- reuzenpad <-- reptiel
D
suikerriet --> reuzenpad --> kever --> vogel en reptiel
Slide 21 - Quiz
Voedselweb
Ecosysteem
Voedselrelaties = voedselweb
Slide 22 - Slide
Voedselweb
Een voedselweb bestaat uit meerdere voedselketens.
Alle voedselrelaties worden weergegeven in een voedselweb.
Slide 23 - Slide
Noteer een voedselketen uit dit voedselweb.
Slide 24 - Open question
Accumulatie van persistente stoffen
Slide 25 - Slide
De accumulatie van persistente giffen in de voedselketen heeft vaak tot gevolg dat...
A
de dieren onderaan de voedselketen het meeste gif in hun lichaam hebben
B
de dieren bovenaan de voedselketen het meeste gif in hun lichaam hebben
C
overal in de voedselketen de dieren ongeveer evenveel gif in hun lichaam hebben.
D
de bodem vergiftigd is
Slide 26 - Quiz
In welke organismen tref je door accumulatie de hoogste concentratie gifstoffen per kg lichaamsgewicht aan?