This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
11.5
Zure en basische schoonmaakmiddelen
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Remar wil de kozijnen van zijn huis schilderen. Voordat hij de kozijnen kan schilderen, moet hij de kozijnen eerst vetvrij maken. Welk schoonmaakmiddel moet hij gebruiken en waarom?
A
Azijn: dit is een zuur schoonmaakmiddel
B
Azijn: dit is een basisch schoonmaakmiddel
C
Ammonia: dit is een zuur schoonmaakmiddel
D
Ammonia: dit is een basisch schoonmaakmiddel
Slide 9 - Quiz
Als je twee schoonmaakmiddelen met elkaar mengt, kan dat heel gevaarlijk zijn doordat er een giftig gas ontstaat. Welk gas kan er ontstaan?
A
Koolstofdioxide
B
Chloorgas
C
Stikstofdioxide
D
Zuurstof
Slide 10 - Quiz
Bij een proef wordt rood lakmoespapier in een oplossing gedoopt. Het lakmoespapier kleurt blauw, de oplossing is:
A
Zuur
B
Basisch
C
Neutraal
D
Gekleurd
Slide 11 - Quiz
Een oplossing kleurt rood lakmoespapier blauw, de oplossing is dus basisch. Welke zuurgraad kan deze oplossing hebben?
A
2
B
3
C
6
D
8
Slide 12 - Quiz
In reageerbuis 1 zit een oplossing met pH = 2. In reageerbuis 2 zit een oplossing met pH = 5. In welke reageerbuis is de oplossing agressiever en waarom?