M4 Debatteren en argumenten

Debatteren
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1-4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Debatteren

Slide 1 - Slide

Debatteren

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

debat
woordenstrijd tussen twee partijen over een stelling

Slide 4 - Slide

Debatteren
houding
stem en toonhoogte
maak spreekkaarten
debat via AUB-model: argument / uitleg / voorbeeld

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Uitgebreid filmpje
Wil je nog uitgebreider geïnformeerd worden over 'debatteren', kijk dan gerust thuis naar het volgende filmpje.
Let op: dit fragment duurt 39 minuten. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Debat
tweeledig:
1) standpunt -> argumenten
2) standpunt tegenstander -> tegenargument + weerleggen

Slide 9 - Slide

argument
Met een argument verdedig je jouw standpunt (tegen kritiek).
Goede signaalwoorden die bij een argument horen zijn:
omdat / want / namelijk / daarom / op grond van / immers / om die reden

Slide 10 - Slide

Soorten argumenten
Feitelijke argumenten: uitspraken waarvan de spreker weet of denkt dat ze waar zijn. Ze zijn controleerbaar.
Voorbeeld: Trump zegt dat hij de meest populaire president ooit is (standpunt), want bij zijn inhuldiging was de grootste menigte ooit (feitelijk argument).

Slide 11 - Slide

Soorten argumenten
Een waarderend argument: een uitspraak met een waarde-oordeel. De spreker vindt iets (goed-slecht, mooi-lelijk, waardevol-waardeloos, wenselijk-onwenselijk). 
Deze argumenten moet je onderbouwen: je moet vertellen waarom jij dit een goed argument vindt.

Slide 12 - Slide

tegenargument + weerlegging
Een tegenstander kan argumenten hebben tegen jouw standpunt. Zorg dat je voorbereid bent op de mogelijke argumenten van jouw tegenstander. 
Met goede argumenten vóór en het weerleggen ván die tegenargumenten, overtuig je jouw luisteraars van jouw standpunt. Ook ontkracht je daarmee de argumenten van jouw tegenstander. De tegenstander lijkt zwakker. 

Slide 13 - Slide

tegenargument (manier 1)
Om iemands mening aan te vallen kun je op twee manieren te werk gaan:
1) Je valt zijn standpunt aan! Deze tactiek heeft het meest zin bij feitelijke argumenten die waar zijn.
Voorbeeld: Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want als ik slaag moet ik naar een andere school (feitelijk argument).

Slide 14 - Slide

tegenargument (manier 2)
2) Je valt zijn argumentatie aan. Deze tactiek is vooral bruikbaar bij de waarderende argumenten en bij argumenten die niet zo feitelijk zijn als de spreker/schrijver presenteert.
Voorbeeld: Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want ik kan niet goed tegen die spanning (waarderend argument).

Slide 15 - Slide

Weerlegging
S: De Spaanse Costa's zijn ideale vakantiegebieden.
A: De zon schijnt er altijd.
T A: In de zon liggen is slecht voor je gezondheid. (huidkanker)
W:  Je mag niet te lang in de zon zitten. Anders verbrand je!


alleen bepaalde uren van de dag.

Slide 16 - Slide

Wil je nog meer weten?
Kijk ter afronding ook gerust nog eens naar het volgende en laatste filmpje over 'argumenteren' en 'soorten argumenten'.

Heel veel succes met de laatste voorbereidingen!

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Wat is het hoofddoel van een debat?
A
Publiek overtuigen van jouw standpunt
B
Tegenstander overtuigen van jouw standpunt
C
Leren overtuigen
D
Politicus worden

Slide 20 - Quiz

Een stelling is geschikt voor een debat als....
A
De meeste mensen voor de stelling zijn
B
De meeste mensen tegen de stelling zijn
C
Er evenveel mensen voor als tegen zijn
D
Als er een argument in de stelling zit

Slide 21 - Quiz

voorbeelden stellingen
  • de doodstraf moet weer ingevoerd worden in Nederland
  • ouders moeten schoolboeken zelf betalen
  • iedereen moet verplicht dna-materiaal afstaan
  • alcoholreclame moet verboden worden

Slide 22 - Slide

En, dit kun je nog extra oefenen

Slide 23 - Slide

Ballondebat!
4 (beroemde) mensen zitten in een luchtballon. Deze ballon is helaas lek en zal gaan neerstorten.  We spelen 2 rondes.

Ronde 1: 1 persoon moet eruit om de ballon de lucht in te krijgen.
Ronde 2: 1 Persoon mag in de luchtballon blijven. De anderen moeten eruit.
timer
1:00

Slide 24 - Slide