De literaire presentatie

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00
literatuur lezen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00
literatuur lezen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

De literaire presentatie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les  weet je hoe je een literaire presentatie kan  geven over de door jouw gelezen boeken.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoe kun je de door jouw gelezen boeken aan elkaar verbinden?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Hier zijn enkele manieren waarop je romans met elkaar kunt verbinden:

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

1. Thematische verbinding
Je kunt romans met elkaar verbinden door thema's die in beide werken voorkomen. Bijvoorbeeld, als twee romans het thema van liefde, verlies, of identiteit behandelen, kun je deze thema's gebruiken om de boeken met elkaar te vergelijken en te contrasteren.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

2. Karakterovereenkomsten: 
Als de hoofdpersonen of andere belangrijke karakters vergelijkbare eigenschappen, achtergronden of ontwikkelingen doormaken, kun je de romans verbinden door deze karakterovereenkomsten te onderzoeken.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

3. Setting en tijdsperiode
Romans kunnen ook verbonden worden door hun setting of de tijdsperiode waarin ze zich afspelen. Bijvoorbeeld, twee romans die zich afspelen tijdens de Tweede Wereldoorlog of in hetzelfde fictieve universum kunnen op deze manier aan elkaar verbonden worden.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

4. Stijl en genre
De schrijfstijl of het genre van de romans kan een basis vormen voor verbinding. Twee werken die bijvoorbeeld in de stijl van magisch realisme zijn geschreven, of die beide tot het detectivegenre behoren, kunnen hierdoor met elkaar verbonden worden.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

5. Intertekstualiteit
Dit is wanneer de ene roman rechtstreeks verwijst naar de andere of beïnvloed is door de andere. Schrijvers kunnen bijvoorbeeld personages, plotlijnen, of zelfs directe citaten uit andere werken in hun eigen roman opnemen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
  • Bedenk hoe jij je gelezen werken aan elkaar kunt verbinden?
  • Hoe ga je dit op een creatieve manier presenteren?
  • Hoe verwerk je de verwerkingsopdrachten in je presentatie?
  • Hoe zorg je voor een uitgebreide waardering van het werk (incl onderbouwing)?
  • Welk fragment ga je voorlezen en hoe verbind je dit aan je presentatie?
Let op je tijd! Minimaal 7 minuten en maximaal 10 minuten.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Overzicht literaire Begrippen
Thema: Het centrale onderwerp of idee dat in een literair werk wordt onderzocht.
Motief: Een terugkerend element of idee in een literair werk dat het thema ondersteunt.
Plot: De reeks gebeurtenissen die samen het verhaal vormen in een literair werk.
Verteller: De stem of het perspectief van waaruit het verhaal wordt verteld.
Perspectief: Het gezichtspunt van waaruit een verhaal wordt verteld (eerste persoon, derde persoon, alwetende verteller, etc.).
Karakter: De personen die in een literair werk voorkomen.
Protagonist: Het hoofdpersonage van een literair werk.
Antagonist: De tegenstander of vijand van de protagonist in een literair werk.
Setting ( tijd/ruimte): De tijd en plaats waar een verhaal zich afspeelt.
Stijl: De manier waarop een auteur schrijft, inclusief woordkeuze, zinsstructuur en literaire technieken.
Symboliek: Het gebruik van symbolen om ideeën en thema's te vertegenwoordigen.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wie denkt dat hij in staat is om een literaire presentatie te geven
Ja, ik kan dit
Nee, ik vind dit super lastig.
Ja, het lukt me wel, maar ik heb nog wel veel vragen

Slide 13 - Poll

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 14 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 15 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 16 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.