H5.3_ Wat kost dat?

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

H5: Investeren moet!

H5.3: Wat kost dat?

• Terugblik par. 5.2;
  
• Doorlezen par. 5.3;
• Lesdoelen par.5.3;
• Uitleg;
• Maken + bespreken opdrachten;
• Huiswerk volgende les;
• Reflectie.

Aan welke zijde staan de crediteuren

1. Debetzijde
2. creditzijde

Hoe hoger het eigen vermogen hoe gezonder het bedrijf is...?

1. waar
2. niet waar

Vaste activa = 30.000
Vlottende activa = 15.000
Hypotheek lening = 23.000
Berekenen het Eigen Vermogen

1. 23.000
2. 45.000
3. 22.000
4. 68.000

De formule voor het berekenen van de solvabiliteit is

1. eigen vermogen / vreemd vermogen x 100
2. eigen vermogen / totaal vermogen x 100
3. totaal vermogen / vreemd vermogen x 100
4. vreemd vermogen / totaal vermogen x 100

Wie is er niet heel erg geïnteresseerd in de solvabiliteit van een onderneming?

1. Bank
2. Verhuurder
3. Debiteur
4. Crediteur

Als een bedrijf eigen vermogen heeft van € 3000 en een totaal vermogen van € 16500 euro. Wat is dan de solvabiliteit?

1. 18,2%
2. 5,5%
3. 0,2%
4. 12,8%

Welke stelling klopt niet ?
Een balans...

1. is altijd in evenwicht
2. is een momentopname
3. heeft een debetzijde en een creditzijde
4. wordt altijd opgemaakt op 31 december

Het eigen vermogen bereken je door het vreemd vermogen van het totale vermogen af te trekken

1. juist
2. onjuist

Wat is de
solvabiliteit van dit
bedrijf?

1. 60%
2. 37,5%
3. 62,5%
4. 50%

Wat hoort niet bij de creditzijde?

1. Eigen vermogen
2. Lang vreemd vermogen
3. Kort vreemd vermogen
4. Liquide middelen

Na een solvabiliteitsberekening is de uitkomst 47%. Wel of niet solvabel?

1. wel
2. niet

Wat is solvabiliteit?

1. Een lening van familie of vrienden.
2. Het verschil tussen activa en passiva
3. Een lening van de bank waarbij de bank een onroerend goed als onderpand vraagt.
4. De verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen van een onderneming.

Leerdoelen par. 5.3:

• Je kunt uitleggen dat een bedrijf kosten moet maken om de doelstellingen te bereiken;
  
• Je weet wat het verschil is tussen vaste en variabele kosten en je kunt een voorbeeld geven;
  
• Je kunt rekenen met rente- en aflossingskosten;
  
• Je weet wat afschrijving betekent en je kunt de afschrijvingskosten berekenen.

Lesdoel 

Je kunt uitleggen dat een bedrijf kosten moet maken om de doelstellingen te bereiken

Bedrijfskosten

Bedrijfskosten zijn kosten die de onderneming maakt en die aan klanten worden doorberekend in de verkoopprijs.

Noem eens voorbeelden van bedrijfskosten.....

Soorten bedrijfskosten

• loonkosten                    (salaris personeel)
• huisvestingskosten   (huur/hypotheek)
• verkoopkosten             (reclame/marketing)
• rentekosten                   (lening)

Lesdoel 

Je weet wat het verschil is tussen vaste en variabele kosten en je kunt een voorbeeld geven

Bedrijfskosten

Bedrijfskosten

Totale kosten (TK) = variabele kosten + vaste kosten

TK = TVK + TCK

Voorbeeld

Stel, je wilt op Koningsdag stuiterballen verkopen. Je kunt de stuiterballen inkopen voor € 0,50 per stuk. De stuiterballen verkoop je in een doosje, de doosjes kosten € 10,- per 100 stuks. Je maakt ook een mooi reclamebord. De kosten hiervan zijn € 5,-. Het huren van een kraampje kost € 20,-.

Stel de kostenfunctie op.

Lesdoel 

Je kunt rekenen met rente- en aflossingskosten

Rente- en aflossingskosten

• Lening moet je terugbetalen => aflossing.
• Aflossing verlaagt de schuld die je hebt.
• Rente betaal je alleen over de 'schuldrest' (de schuld die over is na je aflossing).
• Rente die je betaalt is geen terugbetaling van de schuld (aflossing), verlaagt niet je schuldrest.

Rente- en aflossingskosten berekenen

Lening van € 250.000,- voor aankoop pand

Aflossingsperiode 25 jaar (looptijd)

Rente 3,5%

1. Wat zijn de R+A verplichtingen aan het begin van de looptijd?

2. Wat zijn de R+A verplichtingen na 5 jaar?

Lesdoel 

Je weet wat afschrijving betekent en je kunt de afschrijvingskosten berekenen

Afschrijvingskosten

De kosten van waardevermindering van vaste activa

Afschrijvingskosten

Bij afschrijven zijn 3 gegevens belangrijk:

• aanschafwaarde    -  de aankoopprijs
• levensduur                - hoe lang gaat het mee
• restwaarde                - wat krijg je terug als je het inruilt

Afschrijvingskosten berekenen

Formule:

(aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren

Voorbeeld

Auto aanschaf € 40.000

Restwaarde € 10.000

Aantal jaren gebruik 5.  

Vraag: Bereken de afschrijvingskosten?

 Afschrijvingskosten berekenen

(aanschafwaarde - restwaarde) / aantal gebruiksjaren 
(40.000 -  10.000) / 5 = 

€ 30.000,- /5 = € 6.000 per jaar
Maandelijkse afschrijvingskosten :
€ 6.000,- / 12 = € 500,-
€ 500,- moet een bedrijf dus terugverdienen per maand 

Maken opdrachten 30 en 31

Je hebt 10 minuten de tijd voor het maken van 

opdrachten

Bespreken opdrachten 30 en 31

Huiswerk volgende les

Paragraaf 5.3: Maken opdrachten 32, 34, 36, 37, 40 en 41

Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?

• Je kunt uitleggen dat een bedrijf kosten moet maken om de doelstellingen te bereiken;
• Je weet wat het verschil is tussen vaste en variabele kosten en je kunt een voorbeeld geven;
  
• Je kunt rekenen met rente- en aflossingskosten;
  
• Je weet wat afschrijving betekent en je kunt de afschrijvingskosten berekenen.

Probeer de volgende vragen te beantwoorden zonder het boek te gebruiken.

je wilt een auto kopen van 12.000 , gaat 5 jaar mee, en inruilwaarde is 2000
Wat is de afschrijvingskosten per jaar

1. 2000
2. 4000
3. 5000
4. 10000

Behalve loonkosten zijn er nog andere bedrijfskosten. Wat zijn geen bedrijfskosten?

1. het elektriciteitsverbruik van een automaat
2. de huur van het pand
3. inkoop van hamburgers
4. salaris van de werknemers

Variabele kosten zijn:

1. Kosten die niet afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
2. Kosten die afhangen van de grootte van het product
3. Kosten die wel afhangen van de omvang van de productie of de afzet.

I: afschrijvingskosten zijn variabele kosten
II: onderhoudskosten zijn altijd constante kosten

1. beiden zijn juist
2. beiden zijn onjuist
3. I: juist, II: onjuist
4. I: onjuist, II: juist

Tot de vaste kosten van een bakkerij rekenen we...

1. de huur van het bedrijfspand.
2. de grondstofkosten.
3. de loonkosten.
4. geen van de voorbeelden.

De afschrijvingskosten per jaar bereken je door ... ?

1. restwaarde : gebruiksduur
2. bedrijfsduur : aanschafwaarde
3. restwaarde : bedrijfsduur
4. (aanschafprijs - restwaarde) : gebruiksduur

Wat zijn geen bedrijfskosten ?

1. Huur
2. Benzine van de bedrijfsauto
3. Omzet
4. Loon van de medewerkers

Afschrijvingskosten zijn vaste kosten

1. Juist
2. Onjuist

Welke kosten horen voor een producent van waterijsjes tot de variabele kosten?

1. De inkoopprijs van de ingrediënten
2. Loon van de vaste arbeiders
3. De huur van het bedrijfspand

Merlijn heeft een sneakerwinkel
Zijn onderstaande kosten variabele of vaste kosten?

verzekeringspremie

1. variabele kosten
2. vaste kosten

Wat zijn geen bedrijfskosten

1. Huur
2. Loonkosten
3. De gasrekening
4. Inkoopkosten

Mo heeft een bakkerij en koopt een nieuwe oven voor €2.000.
Deze oven zal 10 jaar gebruikt worden en heeft een restwaarde van €200.


Hoeveel moet het bedrijf ieder jaar aan afschrijvingskosten betalen om over 10 jaar een nieuwe oven te kunnen kopen?

1. €200
2. €220
3. €180
4. €160

Zijn onderstaande kosten variabele kosten of vaste kosten?

huur gebouw

1. variabele kosten
2. vaste kosten

Je hebt een scooter gekocht voor €2500,-. Na 4 jaar verkoop je de scooter voor 25% van de aankoopwaarde. Wat zijn de afschrijvingskosten per jaar?

1. €625,00
2. €175,35
3. €156,25
4. € 468,75

Wat zijn geen bedrijfskosten?

1. kosten van het gebouw
2. inkoopkosten
3. salaris van het personeel
4. reclamekosten

Hoe bereken je de afschrijvingskosten per maand?

1. (Aanschafwaarde - Restwaarde) : aantal maanden
2. (Restwaarde - Aanschafwaarde) : aantal maanden
3. Aanschafwaarde : (Restwaarde x aantal maanden)
4. Restwaarde : (Aanschafwaarde x aantal maanden).

Vaste kosten zijn kosten die afhankelijk zijn van de omzet

1. Waar
2. Niet waar

Vaste kosten zijn:

1. Kosten die afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
2. Kosten die niet afhangen van de omvang van de productie of de afzet.

Wat weet je van variabele kosten?

1. Ze zijn elke maand hetzelfde?
2. Loon kosten zijn altijd Variabel?
3. De kosten veranderen als je meer produceert
4. ze veranderen niet als je meer produceert