WWG + PV

Lesdoelen:
Herhaling 1: 
persoonsvorm herkennen

Herhaling 2:
onderwerp herkennen

Zelf zinnen schrijven met een 'ond' en 'pv'.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesdoelen:
Herhaling 1: 
persoonsvorm herkennen

Herhaling 2:
onderwerp herkennen

Zelf zinnen schrijven met een 'ond' en 'pv'.

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Herhaling: de persoonsvorm herkennen.

Lesdoel 1: Jullie kennen het werkwoordelijk gezegde

Lesdoel 2: Jullie kennen het onderwerp 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Kan jij voorbeelden noemen
van persoonsvormen?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.

  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.

  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp 
    ‘doet’ of ‘overkomt’.


Slide 6 - Slide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!

Bijvoorbeeld:
Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen


Slide 7 - Slide

'Faye heeft goed geleerd voor de toets'
werkwoordelijk gezegde =
A
Faye
B
heeft geleerd
C
Faye heeft
D
heeft

Slide 8 - Quiz

'Daniël gaat vakantie vieren.'
werkwoordelijk gezegde =
A
gaat
B
Daniël
C
vieren
D
gaat vieren

Slide 9 - Quiz

'Rik gaat een website ontwerpen.'
werkwoordelijk gezegde =
A
ontwerpen
B
een website
C
gaat ontwerpen
D
Rik

Slide 10 - Quiz

Lotas maakt een mooi schilderij.

Werkwoordelijk gezegde =

Slide 11 - Open question

Lotas kan heel mooi schilderen.

Werkwoordelijk gezegde =

Slide 12 - Open question

Lotas heeft gele en blauwe bloemen geschilderd.

Werkwoordelijk gezegde =

Slide 13 - Open question

Onderwerp 
Wie  of wat de  PV  ‘ ondergaat’ .

Om het ow te vinden stel je jezelf de  volgende vraag;

Wie of wat + WWG?

Slide 14 - Slide

Het vliegtuig staat in de hangar

Slide 15 - Open question

Maait die jongen altijd het gras?

Slide 16 - Open question

De jagers schieten op wilde zwijnen.

Slide 17 - Open question

De vogels vlogen naar het
warme zuiden.

Slide 18 - Open question