Les 28: leenwoorden
1 / 19
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
De gebiedende wijs schrijf je in de ik-vorm van de verleden tijd.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Welke zin staat in de gebiedende wijs?
A
Ik kijk naar de televisie.
B
Ga naar de bakker.
C
Op school werken
we hard.
D
Mijn moeder zegt wat ik moet doen.
Slide 5 - Quiz
Welke twee zinnen staan in de gebiedende wijs?
A
Schuif je stoel aan.
B
Zoek het uit.
C
Ik loop naar de maan.
D
Waar staat de doos?
Slide 6 - Quiz
Welke twee zinnen staan in de gebiedende wijs?
A
Ga weg.
B
Ik wil dat niet.
C
Houd je mond dicht.
D
Luisteren doet groep 5
altijd heel goed.
Slide 7 - Quiz
Gebiedende wijs van 'aankleden'?
.... je eens snel en netjes ...!
.... je eens snel en netjes ...!
A
kleedt aan
B
kleed aan
C
aankleden
D
aankleed
Slide 8 - Quiz
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Wordt niet boos!
B
Wort niet boos!
C
Wor niet boos!
D
Word niet boos!
Slide 9 - Quiz
A
ja
B
een beetje
C
alleen met hulp
D
ik snap er niks van
Slide 10 - Quiz
Zet de letters in de goede volgorde, zodat er een goed woord ontstaat. De omschrijving tussen haakjes helpt je daarbij.
eaurub (werktafel)
eaurub (werktafel)
Slide 11 - Open question
Zet de letters in de goede volgorde, zodat er een goed woord ontstaat. De omschrijving tussen haakjes helpt je daarbij.
anvarac (vakantiehuisje op wielen)
anvarac (vakantiehuisje op wielen)
Slide 12 - Open question
Zet de letters in de goede volgorde, zodat er een goed woord ontstaat. De omschrijving tussen haakjes helpt je daarbij.
wlonc (grappenmaker)
wlonc (grappenmaker)
Slide 13 - Open question
Zet de letters in de goede volgorde, zodat er een goed woord ontstaat. De omschrijving tussen haakjes helpt je daarbij.
ywbooc (veedrijver)
ywbooc (veedrijver)
Slide 14 - Open question
Wat valt je op aan deze woorden?
