Hv2, spelling H1, 31/03/2022

Welkom!
Boek en schrift op tafel?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond? 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Boek en schrift op tafel?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond? 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

- Uitleg werkwoorden uit het Engels 
- Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Werkwoorden uit het Engels
Je whatsappt, je e-mailt en vroeger werd er zelfs gefaxt. Dit zijn allemaal woorden die uit het Engels zijn overgenomen maar op de Nederlandse manier worden vervoegd. In principe vervoeg je die werkwoorden dus ook net zoals andere werkwoorden.

checken - hij checkt - hij checkte - ik heb gecheckt.
streamen - hij streamt - hij streamde - ik heb gestreamd. 

Slide 3 - Slide

Maar Nederlands zou Nederlands niet zijn als deze regel niet altijd op gaat...
  • Soms schrijf je extra e achter de stam. Zo voorkom je uitspraakproblemen. (racen - ik racete) (niet: ik racte)


  • Soms schrijf je twee medeklinkers aan het eind van de ik-vorm. Zo maak je duidelijk dat je het woord Engels uitspreekt (paintballen  - ik paintballde). LET OP: dit is niet altijd zo: (stressen - ik streste) 

Slide 4 - Slide

Werkwoorden uit het Engels
Dus: de meeste werkwoorden uit het Engels vervoeg je op dezelfde wijze als werkwoorden uit het Nederlands.

1. Ik heb gisteren ... (chillen) bij het pleintje aan de overkant. 
2. Julian ... (crossen) gisteren met zijn fiets door het park. 
3. Tijdens het weekend heb ik voornamelijk ... (relaxen)

Slide 5 - Slide

Gebiedende wijs
Wie kan me uitleggen wat de gebiedende wijs is? 

Hoe spel je een werkwoord bij de gebiedende wijs? 

Slide 6 - Slide

afkortingen..

  • GW = gebiedende wijs (Loop eens door!)
  • PVTT = persoonsvorm tegenwoordige tijd (Hij loopt door de straat)
  • PVVT = persoonsvorm verleden tijd (Hij liep door de straat)
  • VD = voltooid deelwoord (Hij heeft door de straat gelopen)
  • OD = onvoltooid deelwoord (Lopend ging hij naar de winkel) (end of ende)
  • BN = bijvoeglijk naamwoord (De gelopen marathon had Lieke uitgeput)

Slide 7 - Slide

Leenwoorden
Wat is een leenwoord?
  • De meeste leenwoorden in onze taal komen uit het Engels of Frans. 
  • Kan jij voorbeelden noemen van een leenwoord? 

Slide 8 - Slide

Engelse leenwoorden
- Een samenstelling van Engelse leenwoorden schrijf je, meestal, aan elkaar vast. (voicemail, latenightshow)
- Een samenstelling van Engelse leenwoorden waarbij het tweede deel een voorzetsel is, schrijf je mét een koppelteken. (time-out, all-in)
- En in sommige gevallen schrijf je ze los, dit is als het als woordgroep wordt gezien i.p.v. één woord. (low budget, second opinion)



Slide 9 - Slide

Franse leenwoorden
 In Franse leenwoorden gebruik je vaak een accent.
- Accent aigu --> is een accent omhoog. privé 
- Accent grave --> is een accent omlaag. scène 
- Accent circonflexe --> is een dakje. enquête 

 Sommige Franse leenwoorden schrijf je zonder accent. (controle, diner)

Bij twijfel mag je het opzoeken in een woordenboek. 


Slide 10 - Slide

Gebiedende wijs
Bij zinnen met een bevel gebruik je de gebiedende wijs. In zulke zinnen staat geen onderwerp.
- Geef het cadeau maar aan de jarige!
- Kom vanavond op tijd!

Je schrijft de gebiedende wijs altijd als de ik-vorm tegenwoordige tijd




Slide 11 - Slide

Gebiedende wijs
Je schrijft de gebiedende wijs altijd als de ik-vorm tegenwoordige tijd

Ook als het bevel betrekking heeft op meerdere personen.
- Luister allemaal goed!
- Bedenk eerst met wie je een groepje wil vormen. 



Slide 12 - Slide

ik-vorm
Je gebruikt de ik-vorm als persoonsvorm als

- er ik voor of achter de pv staat (ik zwem, ik vind)
- er jij ACHTER de pv staat (vind jij, geloof jij)
- bij de gebiedende wijs (doe mee!)

Slide 13 - Slide