In deze paragraaf staat de politieke geschiedenis van Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw centraal. Voortbordurend op en onder invloed van de verlichtingsideeën, de impact van de Franse revolutie en de industriële revolutie, ontstonden er twee nieuwe politieke stromingen: het liberalisme en het conservatisme.
Een tweede aspect dat in deze paragraaf aan de orde komt, zijn de staatsrechtelijke veranderingen in Nederland. In plaats van een republiek werd Nederland een constitutionele monarchie. In het begin lag het primaat nog bij koning Willem I. De speelruimte van de nieuwe vorst was enigszins beperkt door de grondwet. Koning Willem I heeft uit alle macht geprobeerd de hem geboden (politieke en economische) ruimte zo optimaal mogelijk te benutten. Mede door de afscheiding van België droeg hij na een regeerperiode van ruim een kwarteeuw teleurgesteld de macht over aan zijn zoon. Deze zag zich in 1848, mede onder druk van gebeurtenissen in het buitenland, genoodzaakt gehoor te geven aan de roep om een grondwetswijziging. Hierin werd de basis gelegd voor een echte parlementaire democratie in Nederland. In het begin was het voor iedereen nog wennen, maar na verloop van tijd nam het animo voor de democratisering van de samenleving toe.