enkelvoud en meervoud

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

Wat is er maar één?

1. Hond
2. Honden

enkelvoud en meervoud

Je leert wat enkelvoud en meervoud is.

Welk woord is enkelvoud?

1. bal
2. ballen

Welk woord is meervoud?

1. huis
2. huizen

enkelvoud

meervoud

fiets

schommel

pennen

vogels

olifant

stiften

handschoen

klok

borstels

tafels

Welk woord in de zin is enkelvoud?

De jongens voetballen met een bal.

1. jongens
2. voetballen
3. bal

Welk woord in de zin is enkelvoud?

In de slaapkamer zijn veel kussens en knuffels.

1. slaapkamer
2. kussens
3. knuffels

Welk woord in de zin is enkelvoud?

De vogels vliegen naar het nest.

1. vogels
2. nest
3. vliegen

Welk woord in de zin is meervoud?

De jongens gaan naar buiten met een hoepel en een touw.

1. jongens
2. hoepel
3. touw

Welk woord in de zin is meervoud?

Het meisje hangt slingers op in haar kamer.

1. meisje
2. slingers
3. kamer

Welk woord in de zin is meervoud?

De meester en de juffen gooien taart naar elkaar.

1. meester
2. juffen
3. taart

Wat is het meervoud van plant?

Wat is het enkelvoud van bomen?

Ik weet wat enkelvoud en meervoud is.

1. Ja
2. Nee
3. Beetje