spelling 4.9: voltooid deelwoord

Pak je laptop en ga naar lessonup!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Pak je laptop en ga naar lessonup!

Slide 1 - Slide

Toetsen
De schrijfopdracht over 'Tien dagen in een gestolen auto is op woensdag 13 november

De toets over Talent H1 t/m H5 Grammatica en Spelling is op 
maandag 18 november

Slide 2 - Slide

Vandaag
Herhalen: grammatica pers. vnw, bez. vnw en voegwoord
Nieuwe theorie 4.9: voltooid deelwoord en verkleinwoorden

Leerdoelen
ik weet hoe je een voltooid deelwoord vormt
ik weet hoe je verkleinwoorden spelt

Slide 3 - Slide

Dit is niet jouw mobiel en ook niet die van hem, maar het is mijn mobiel.
Welke bezittelijk vnw zie je?
A
jouw
B
jouw, hem
C
jouw, mijn
D
jouw, hem, mijn

Slide 4 - Quiz

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, onze, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 5 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin: ''Heeft de bakker jou wisselgeld gegeven?''
A
De bakker
B
Jou
C
Wisselgeld
D
Heeft gegeven

Slide 6 - Quiz

Dit is niet jouw mobiel en ook niet van hem, maar het is mijn mobiel.
Welke voegwoord zie je?
A
dit
B
niet
C
van
D
maar

Slide 7 - Quiz

Ik (zijn) (verhuizen).
Neem de zin over en schrijf de woorden tussen haakjes goed.

Slide 8 - Open question

'Ik heb een taart voor mijn moeders verjaardag gemaakt.'
Wat is het voltooid deelwoord?
A
heb gemaakt
B
heb
C
gemaakt

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Verkleinwoorden
In de meeste gevallen doe je dit door -je of -tje achter het woord te zetten:
dans – dansje; vakantie – vakantietje, schaar – schaartje.

In andere gevallen gebruik je -pje of -kje:
boom – boompje, woning – woninkje.

Wanneer een woord eindigt op de lange klinker -a, -o of -u die je met één letter schrijft, krijgt het woord een extra klinker:
opa – opaatje, auto – autootje, paraplu – parapluutje.

Bij woorden die eindigen op -y gebruik je -'tje:
baby – baby'tje, hobby – hobby'tje.

Sommige verkleinwoorden wijken af van de regels:
tekening – tekeningetje, blad – blaadje, bril – brilletje.

Slide 13 - Slide

In de tent naast ons werd de hele nacht _____. (snurken)

Slide 14 - Open question

Luuk heeft de bal _____. (vangen)

Slide 15 - Open question

Fleur is over een stoeptegel _____? (struikelen)

Slide 16 - Open question

Aan de slag
Maken uit 4.9 opdracht: 1 t/m 11

Doelen vandaag waren:
ik weet hoe je een voltooid deelwoord vormt
ik weet hoe je verkleinwoorden spelt

Slide 17 - Slide