This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
PWW2 voorbereiding
Hoofdstuk 1 en 2
rekenen: m%V%, dichtheid, omrekenen
Slide 1 - Slide
Welke van onderstaande stoffen is een zuivere stof?
A
Zuivere berglucht
B
7-up
C
Diamant
D
Zuiver drinkwater
Slide 2 - Quiz
Hoeveel Lter is 10000mL?
A
100
B
1
C
1000
D
10
Slide 3 - Quiz
2 Liter wijn bevat 10 V% alcohol. Hoeveel mL alcohol is dit?
A
200
B
20
C
0,2
D
2
Slide 4 - Quiz
1 kg spinazie bevat 50 gram aan ijzer. Hoeveel m% is dit?
A
50
B
500
C
5
D
0,5
Slide 5 - Quiz
Hoeveel graden Celsius is 102 Kelvin?
A
375
B
-171
C
352
D
-148
Slide 6 - Quiz
Welk mengsel is altijd helder?
A
Oplossing
B
Suspensie
C
Emulsie
Slide 7 - Quiz
In welk mengsel zweven vaste deeltjes in een vloeistof?
A
Oplossing
B
Suspensie
C
Emulsie
Slide 8 - Quiz
Zie de grafiek. Is deze van een zuivere stof of mengsel?
A
Zuivere stof
B
Mengsel
Slide 9 - Quiz
Zie de grafiek. Welke faseover- gang hoort hier bij?
A
Condenseren
B
Verdampen
C
Stollen
D
Smelten
Slide 10 - Quiz
Sleep de woorden naar de juiste plek.
kookpunt
smeltpunt
smelten
condenseren
verdampen
stollen
Slide 11 - Drag question
Enkele stofeigenschappen zijn:
A
geur, vorm, massa
B
kleur, geur, smaak
C
toestand, geur, gewicht
D
vorm, kleur, geur
Slide 12 - Quiz
Welke van de volgende eigenschappen is een stofconstante?
A
kleur
B
kookpunt
C
dichtheid
D
gewicht
Slide 13 - Quiz
Ken je de faseovergangen nog?
verdampen
condenseren
stollen
smelten
rijpen
vervluchtigen
/ sublimeren
Slide 14 - Drag question
Welke vlam is de veiligste vlam?
A
De gele vlam
B
De blauwe vlam
C
De ruisende vlam
Slide 15 - Quiz
Als de dichtheid van een stof 2 g/cm³ is en het volume is 6 cm³, hoe groot is dan de massa?
A
12
B
3
C
4
D
1/3
Slide 16 - Quiz
wel een stofeigenschap
geen stofeigenschap
kleur
geur
smeltpunt
kookpunt
massa
volume
dichtheid
fase (vast, vloeibaar, vast)
temperatuur
oplosbaarheid in water
oplosbaarheid in olie
Slide 17 - Drag question
Wat geeft het horizontale deel in deze grafiek aan?
A
kookpunt
B
smelttraject
C
kooktraject
D
smeltpunt
Slide 18 - Quiz
suspensie
emulsie
oplossing
nevel
Bevat geen vaste stoffen
Vloeistofdruppeltjes verdeeld in een gas
Kan je scheiden m.b.v. filtreren
Is helder
Slide 19 - Drag question
Bij destillatie van een schoonmaakazijn krijg je 60 ml destillaat (azijnzuur) en 80 ml residu. Bereken het volumepercentage azijnzuur in het mengsel.
A
42,9
B
75
C
133
D
233
Slide 20 - Quiz
Een blokje met massa van 93 gram is gemaakt van materiaal met een dichtheid van 2,7 g/cm3. Bereken het volume van het blokje.
A
0,029 cm3
B
251,1 cm3
C
34,44 cm3
Slide 21 - Quiz
Suspensie
Residu
Filtraat
Slide 22 - Drag question
Johan is verpleegkundige. Hij moet een injectiespuit vullen met 0,60 mg van een bepaald medicijn. Op het flesje van het medicijn staat 0,25 mg/mL. Hoeveel mL moet Johan in de spuit doen?
A
0.29
B
0.42
C
2.4
D
29
Slide 23 - Quiz
Welke stappen moet je zetten om een mengsel van zand en zout
van elkaar te scheiden?
stap 1
stap 2
stap 3
verwarmen: indampen
door filter gieten: filtreren
water toevoegen: extraheren
Slide 24 - Drag question
Wat gebeurt er in stap 1?
A
het zout lost op in het water
B
het zand blijft achter in het filter
C
het water verdampt
D
zand en zout zitten niet meer in dezelfde buis
Slide 25 - Quiz
zand in water
zout in water
kleur-, geur- en smaakstoffen in theeblaadjes
alcohol in wijn
bezinken en afschenken
destilleren
indampen
extraheren
Slide 26 - Drag question
Hexaan is niet mengbaar met water en ethanol. Water en ethanol zijn volkomen mengbaar. Hexaan heeft de kleinste dichtheid. Welke figuur geeft het eindresultaat weer van gelijke volumes van deze drie vloeistoffen in een reageerbuis?
A
Buis A
B
Buis B
C
Buis C
D
Buis D
Slide 27 - Quiz
Een bepaald atoom bevat 15 protonen. Welk atoom is dit?
A
stikstof
B
zuurstof
C
fosfor
D
chloor
Slide 28 - Quiz
Een bepaald chloor atoom bevat 20 neutronen. Wat is het massagetal?
A
17
B
18
C
35
D
37
Slide 29 - Quiz
Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee
Slide 30 - Quiz
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34
Slide 31 - Quiz
Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom,
andere massa
B
Ander atoom,
zelfde massa
C
Zelfde atoom,
ander atoomnummer
D
Ander atoom,
zelfde atoomnummer
Slide 32 - Quiz
N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen. C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen. N-14 en C-14 zijn isotopen