This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Toetsweek 2
biologie algemeen
Toetsweek 2
Stevigheid en beweging
Slide 1 - Slide
Biologie algemeen
Slide 2 - Mind map
Biologie gaat over alles wat leeft
Levenskenmerken:
Stofwisseling( voeden, ademen, uitscheiden)
groeien( ontwikkeling
reageren ( bewegen)
voortplanten
Vul vraag 1 van je opdrachtenboekje in
Slide 3 - Slide
Maak opdracht 2 uit je boekje
Slide 4 - Slide
Biotisch: levend en dood
organismen:
1. bacterien
2. schimmels
3. dieren
4. planten
resten van organismen:
afgevallen bladeren
Abiotisch: levenloos
het klimaat
de bodem
water
de lucht
Maak opdracht 3 uit je boekje
Slide 5 - Slide
4 rijken
bacterie
dier
plant
schimmel
Slide 6 - Slide
Indeling cellen
Er zijn vier duidelijk verschillende soorten cellen.
1. Bacterie cel
2. Dierlijke cel
3. Plantencel
4. Schimmelcel
Hoe herken je ze?
Slide 7 - Slide
Indeling cellen
Cel 1 is een bacteriële cel.
Heeft als enige geen celkern.
Slide 8 - Slide
Indeling cellen
Cel 2 is een dierlijke cel.
Heeft als enige geen celwand.
Slide 9 - Slide
Indeling cellen
Cel 3 is een plantaardige cel.
Heeft als enige bladgroenkorrels.
Cel 4 is een schimmelcel.
Heeft ook celkern en celwand maar geen bladgroen.
Slide 10 - Slide
Welk organel in welke cel?
Maak vraag 4 en 5
Slide 11 - Slide
organellen en hun functies.Schrijf mee in je boekje . vraag 6
Slide 12 - Slide
Cytoplasma
een stroperige vloeistof die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen. Iedere cel heeft cytoplasma
- verbranding vindt plaats in het cytoplasma. Bij alle rijken
- In het cytoplasma kunnen alleen bij planten bladgroenkorrels voorkomen.
Slide 13 - Slide
Celkern.
alles regelen wat er in de cel gebeurt.
In de celkern liggen chromosomen. De chromosomen bepalen wat er in de cel moet gebeuren.
Bacterien hebben geen kern maar wel chromosomen
Slide 14 - Slide
Vacuole
"blaasje" gevuld met vocht.
De meeste plantaardige cellen bevatten één vacuole, als de vacuole vol is water drukt deze tegen de celwand aan en kan de plant stevig rechtop staan. Samen met de celwand zorgt de vacuole voor stevigheid
Slide 15 - Slide
Celwand
Stevigheid
alles kan door de celwand heen
de celwand vormt een stevige '"kooitje" om de cellen van planten, bacterien en schimmels
Slide 16 - Slide
Celmembraan
beslist wat er in en en uit de cel kan
regelt opname en uitscheiding
Slide 17 - Slide
Wat is een uniek kenmerk van een bacteriële cel?
A
Heeft geen celkern
B
Heeft geen celwand
C
Heeft een celkern
D
Heeft een celwand
Slide 18 - Quiz
Wat is een uniek kenmerk van een dierlijke cel?
A
Heeft een celkern
B
Heeft cytoplasma
C
Heeft geen celwand
D
Heeft geen vacuole
Slide 19 - Quiz
Wat is een uniek kenmerk van een plantaardige cel?
A
Heeft een celwand
B
Heeft een celkern
C
Heeft een vacuole
D
Heeft bladgroenkorrels
Slide 20 - Quiz
Plantencel
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Organen die samenwerken noem je een:
A
weefsel
B
organenstelsel
C
skelet
D
cellen
Slide 23 - Quiz
Weefsel
een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s) voorbeelden: kraakbeenweefsel, spierweefsel. Een orgaan betaat uit verschillende weefsels.
Slide 24 - Slide
Dierlijke weefsels
Slide 25 - Slide
Plantaardige weefsels
Steunweefsel
Dekweefsel
Vezels
Vaatweefsel
Slide 26 - Slide
Van groot naar klein. Welk rijtje klopt wel.
A
orgaanstelsel-organisme-orgaan-cel-weefsel
B
cel-weefsel-orgaan-orgaanstelsel-organisme
C
organisme-orgaanstelsel-orgaan-weefsel-cel
D
organisme-orgaanstelsel-weefsel-orgaan-cel
Slide 27 - Quiz
Orgaan
Deel van een organisme met een specifieke bouw en functie
Slide 28 - Slide
Orgaanstelsels
Slide 29 - Slide
Maak nu vraag 7 en 8 uit je boekje.
Controleer of je doelstelling 1 t/m 6 bereikt heb.
Zo ja, begin dan aan je huiswerk: opdracht 9 t/m 16