bloedgroepen

Anatomie Fysiologie 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Anatomie Fysiologie 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vorige les
Uit welke onderdelen bestaat het bloed?
Wat bedoelen we met erytrocyten?
Wat is de functie van lymfocyten?
Welke afvalstoffen ontstaan er bij de afbraak van rode bloedcellen?
Wat doen bloedplaatjes?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Bloed (herhaling)
Bloedplasma: 
  • Water, opgeloste stoffen, eiwitten, zouten

Bloedcellen: 
  • Wit: afweersysteem 
  • Rood: vervoer van O2 (zuurstof)  en                                                                         CO(koolstofdioxide)
Bloedplaatjes: 
  • Bloedstolling 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

AB0-systeem
AB0-systeem: A, B en nul (niet Oooo!)

  • Bloedgroep A heeft antigeen A

  • Bloedgroep B heeft antigeen B

  • Bloedgroep AB heeft antigeen A en antigeen B

  • Bloedgroep 0 heeft géén antigenen


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

AB0-systeem (vervolg)
Behalve antigenen, zitten er in het bloed ook antilichamen: 
  • Antilichamen zorgen voor klontering van het bloed na contact met 'de verkeerde bloedgroep'
  • Bloedgroep A heeft antilichamen voor B
  • Bloedgroep B heeft antilichamen voor A
  • Bloedgroep AB heeft géén antilichamen
  • Bloedgroep 0 heeft antilichamen voor A en B

Je kunt niet zomaar elke bloedgroep doneren aan iedereen...

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Anti-lichamen

Slide 6 - Slide

Bloedgroep AB is een universele ontvanger: mensen met deze bloedgroep kunnen alle soorten bloed ontvangen, omdat zij GEEN antilichamen hebben

Bloedgroep 0 is een universele donor: mensen met deze bloedgroep kunnen aan iedereen bloed geven, omdat zij geen antigenen hebben waarop antilichamen kunnen reageren
Rhesus-bloedgroepensysteem
Rhesus-bloedgroepensysteem: gebaseerd op rhesusantigenen

  • Rhesuspositief (+): het rhesusantigeen is aanwezig
  • Rhesusnegatief (-): er is geen rhesusantigeen aanwezig

Antilichamen tegen het rhesusantigeen worden pas aangemaakt na het eerste contact

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Ik heb onbekend bloed en ik voeg antigen-A toe. Het bloed gaat klonteren.
Welke bloedgroep is het?
A
Dat weet je niet
B
B
C
AB
D
A

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel liter bloed heeft een mens?
A
4-6 liter
B
3-8 liter
C
8-10 liter
D
2-3 liter

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat zorgt voor de rode bloedkleurstof van het bloed?
A
ijzer
B
ketchup
C
hemoglobine
D
fosfaat

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


De kleur rood van het bloed in de weergaves betekent dat het bloed:
A
zuurstofrijk en koolstofdioxide arm is.
B
zuurstofarm en koolstofdioxide arm is.
C
zuurstofarm en koolstofdioxide rijk is.
D
zuurstofrijk en koolstofdioxide rijk is.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welk deel van het bloed zorgt dat bij een wond het bloeden stopt?
A
Bloedplaatjes
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Beschrijf wat er gebeurt als je in jouw vinger snijdt.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Bloedstolling: buiten en in bloedvat

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Fibrinogeen bevindt zich in:
A
Bloedplasma
B
Huidcellen
C
trombocyten
D
erytrocyten

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

En....
Dóóóóóóór..........

Slide 18 - Slide

This item has no instructions