Het onderwerp is degene die iets doet of iets is.
WG: het onderwerp doet iets, voert de handeling uit.
NG: het onderwerp is iets (beroep, eigenschap, etc).
Ik parkeer de auto.
De auto rijdt over de weg.
De auto is rood.
Ik ben een goede chauffeur.
Let op: waar staat de persoonsvorm in deze zinnen? Wat weet je nu over de persoonsvorm en het onderwerp?